Genoeg Zeeuwse ruimte
voor windmolens
door de Nederlandse Windenergie Vereniging
Milieubeheer
anno 1992
Het artikel "Windmolens ter discussie" uit het Zeeuws
Landschap van maart j.l. is voor de NEWIN, de Nederlandse
Windenergie Vereniging, aanleiding om te reageren. In
onderstaand schrijven wil zij haar visie op plaatsing van
windmolens in het algemeen en in Zeeland in het bijzonder
naar voren brengen en zodoende een bijdrage aan de
discussie leveren.
Het Rijk en de zeven windrijke provincies hebben afspraken
gemaakt over het te realiseren windvermogen per provincie.
Voor Zeeland wordt gerekend met een vermogen van
250 MWe, wat neerkomt op bijv. 500 molens van 500 kW,
waarvoor een plaats gezocht moet worden op de meest
windrijke plekken. De NEWIN meent dat het goed mogelijk is
om een dergelijk windvermogen tot stand te brengen zonder
daarbij onaanvaardbare schade aan het landschap en de
vogelstand toe te brengen.
goed mogelijk. Evenals andere
gebruiksfuncties kan
windenergie echter ook
negatieve effecten met zich mee
brengen. Wat kunnen de
gevolgen voor landschap en
vogels zijn?
De NEWIN ijvert ervoor dat bij
het realiseren van windmolen
projecten uitdrukkelijk aandacht
aan deze zaken wordt besteedt,
immers, met een goede plano
logische aanpak is zeker ook de
windenergie zelf gediend. Een
ongebreidelde groei, slechte
vormgeving van de windmolens
en de projecten als geheel en
landschappelijk onjuiste
plaatsing zijn ongewenst.
Daarom pleit de NEWIN voor
een zorgvuldige locatie-selectie.
Zij sluit zich aan bij het over
heidsbeleid dat stelt dat cultuur
historisch waardevolle gebieden
en natuurgebieden zoals de
duinen voor windenergie
uitgesloten dienen te worden.
Kijken we naar Zeeland, dan
springen moderne civiele
werken zoals de Deltawerken,
kanalen met sluizen en haven
gebieden direkt in het oog als
geschikte locaties voor
windmolens.
Dergelijke moderne landschap
pen werden door "Het Zeeuwse
Landschap" reeds aangehaald.
De NEWIN meent dat het zeer
goed mogelijk is mooie projec
ten te realiseren, die een waarde
aan het gebied toevoegen.
Open polderland
schap mag niet
zonder meer
opgeofferd worden
aan windmolens.
Een zaak van wikken en wegen,
inleveren en uitgeven en vooral
ook: zoeken naar nieuwe
mogelijkheden. De milieudoel
stellingen van het kabinet,
neergelegd in het Nationaal
Milieubeleidsplan - plus, worden
bij lange na niet gehaald. Dit
geldt vooral voor de inperking
van de uitstoot van het
belangrijkste broeikasgas:
kooldioxyde (C02). De regering
wil de C02-emissie in 1995
stabiliseren op het niveau van
1990 en in het jaar 2000 terug
dringen met 3 tot 5 procent.
Energiebesparing, vooral in de
vorm van vennindering van het
verkeer en industriële activitei
ten, is het belangrijkste middel.
Daarnaast zullen duurzame
energiebronnen een aanvulling
moeten leveren, met name op de
langere termijn. Deze nieuwe
vormen van energie-opwekking
moeten dan echter wel een kans
krijgen.
De doelstelling voor wind
energie - een te realiseren
vennogen van 1000 MW in het
jaar 2000- is een goed begin.
Hiermee zal in eerste instantie in
3 - 5% van de elektriciteitsvraag
voorzien kunnen worden, op de
langere termijn is 15% denkbaar.
Ter illustratie: een windver
mogen van 1000 MW kan in het
elektriciteitsverbuik van onge
veer 500.000 huishoudens voor
zien. Dit betekent een besparing
van zo'n 500 miljoen m' aardgas
en een verminderde uitstoot van
NOx, SC>2 en vooral CC>2.
Daarnaast is voor windturbines
geen koelwater nodig, waardoor
er geen opwanning van het
oppervlaktewater plaats vindt.
Nu rijst echter de vraag: "Waar
kunnen we ze plaatsen, deze
molens?"
In een dichtbevolkt land als
Nederland is vrijwel elk plekje
bezet, bovendien zal voor wind
energie uitgekeken moeten
worden naar de meest windrijke
plekken. Windenergie is locatie
gebonden, zonder twijfel. Op
zich zijn in Nederland voldoende
locaties aanwezig: het directe
ruimtebeslag van een molen is
zeer klein en plaatsing van
windmolens sluit het gebruik
van het omringende land niet
uit. De combinatie landbouw-
windenergie is bijvoorbeeld
10