Hoe lang nog in Zeeland? Europa broedt de soort op een relatief gering aantal plaatsen en neemt bijna overal sterk in aantal af, of is zelfs geheel verdwenen (Engeland, Noorwegen). Het restant van de Zweedse populatie (een paartje of tien) wordt nauwlettend gevolgd door onderzoekers, en de nesten worden met electrische omheiningen tegen grondpredatoren beschermd. In Denemarken zijn nog enkele tientallen paren over. in het Duitse Waddengebied broeden er nog honderden. De totale Noordwesteuropese populatie wordt de laatste jaren geschat op maximaal 1400-1600 paar (inclusief de Franse Atlantische kust). Het Deltagebied herbergt dus ongeveer driekwart van de Nederlandse en een kwart van de Noordwesteuropese popu latie. Een goede reden om zuinig te zijn op deze soort! Wanneer de van het getij afgesloten gebieden Markiezaat, Krammer-Volkerak en Zoommeer door vegetatie- successie en verzoeting hun functie als broedgebied voor Strandplevieren weer vrijwel verliezen, zal deze soort zijn aangewezen op resterende broedgebieden in de Delta. Alleen de Grevelingen zal, mits deze zout blijft en er rustige gebieden blijven bestaan, een relatief grote populatie van de Strandplevier kunnen blijven herbergen. Dit is met name het geval op de zuidelijke slikken van Flakkee, waar door opwaaiing af en toe overspoe ling met zout water plaatsvindt. Door deze dynamiek blijven spaarzaam begroeide, zilte gebieden in stand. Elders in de Delta zal de sooit het moeilijk krijgen. Geringe aantallen zullen blijven broeden in inlagen, op karrevelden en zilte graslanden. Misschien dat de uitvoering van Plan Tureluur' nieuwe broed gebieden voor de soort zal creëren. In een gebied als de Hooge Platen zullen zich enkele r .ft i - -jr tientallen paren kunnen hand haven. Verder zal een enkel paartje blijven broeden langs dijken en op schelprijke schorre- tjes langs Oosterschelde en Westerschelde. Uit een recent door Duitse biologen uitgevoerd onderzoek bleek dat Strandplevieren uiterst gevoelig zijn voor recreatie: de vogels vermijden gebieden waar regelmatig mensen verblijven. Dit zou vi el eens de reden kunnen zijn voor het verlaten van een op het oog nog steeds geschikt broedgebied als het Schor van Kats. De hier broedende Bontbekplevieren zijn blijkbaar beter bestand tegen de rust zoekende families met windschermen, of beginnen een nieuw broedsel als het eerste door badmintonnende kinderen is vertrapt. De ontwikkeling tot populair recreatiegebied van de Zandplaat' bij het Paulinaschor is ongetwijfeld de oorzaak van het verdwijnen van de tientallen broedparen van de Strand plevier. Voor zowel het Schor van Kats als de Zandplaat geldt, dat ze bij afsluiting voor recreatie zeker potentiële broedgebieden zijn. Dit geldt ook voor delen van het Noordzeestrand, met name hogere delen met primaire duinvorming. Afsluiting van delen van het strand voor de recreatie lijkt anno 1992 echter nauwelijks een reële optie, behalve misschien nabij de Verdronken Zwarte Polder en het Zwin. Ook op de werkeilanden van de Oosterscheldekering lijken nog mogelijkheden aanwezig voor deze soort, met name aan de Noordzeezijde op het plateau nabij de Roompotsluis en nabij de aangrenzende, recent aangelegde slufter. Het is dan wel essentieel dat deze gebieden in de broedtijd hermetisch worden afgesloten. Wanneer we de balans opmaken van aantalsontwikkelingen in Noordwest-Europa en de verwachte ontwikkelingen in de (potentiële) broedgebieden in Zuidwest-Nederland, lijkt een verdere achteruitgang van de Strandplevier onvermijdelijk. Bij een gericht beheer lijkt een populatie van minimaal enkele honderden Strandplevieren paren in het Deltagebied ook in de toekomst tot de mogelijk heden te behoren. De terreinen van de Stichting het Zeeuwse Landschap zullen hier zeker een belangrijke rol in spelen. Strandplevier met jong Peter Meininger is sinds 1976 als ornithologisch medewerker werkzaam hij Rijkswaterstaat, en verantwoordelijk voor het (beleidsvoorbereidend) vogel- onderzoek dat door de Dienst Getijdewateren wordt uitge voerd in het Deltagebied. Overzicht van het aantal in het Delta gebied broedende strandplevieren. Afnemende aantal len in het Ooster- scheldegebied, maai sterke toename in het Markiezaat en vooral het Kramme. Volkerak. Het belangI van de Delta wateren groeit, maar de totale stand vertoond een afnemende tendens. 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 Jaar Oosterschelde H Krammer-Volkerak 1 Zoommeer P^] Markiezaat 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1992 | | pagina 6