De ecologische atlas
van dagvlinders is er!
Dicht bij huis
Superdieren
De Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest
Europa is een vlinderboek dat er uitspringt door een
benadering van het verband tussen levensstrategie van de
vlinder en het karakter van het landschap waarin hij leeft.
Het is een product van het vlinderonderzoek dat door het
Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek uitgevoerd werd. Het
instituut richt zich daarmee nadrukkelijk tot de geïnteres
seerde leek. Daarom is dit boek geïllustreerd met 1600 kleu
renfoto's waardoor zowel vlinder als landschap voor de lezer
tot leven worden gebracht.
De gezamenlijke Landschappen, samenwerkend in de Unie
van Provinciale Landschappen, hebben er voor gezorgd dat
de leden en donateurs in de gelegenheid worden gesteld deze
atlas tegen een gereduceerde prijs aan te schaffen.
Waarom heeft uw Landschap zich er voor ingezet de waarde
ring voor en de kennis van de dagvlinders te stimuleren?
K- evinkje op Een dartelende vlinder is niet
zomaar een vertolker van
stralend lente- of zomerweer,
maar van een landschap. En
ieder landschap heeft zijn eigen
vlinders die verschijnen op tijd
stippen en plaatsen die voor hen
passend zijn. Onheilsberichten
over de bedreiging van vlinders
slaan niet op hen allemaal, een
aantal kan zich juist goed vinden
in wat de mens tegenwoordig
van het landschap maakt. Maar
er is ook een aantal dat
bescherming behoeft. Wanneer
men zich afvraagt wat daar
achter steekt, ontdekt men
vanzelf het boeiende verband
tussen de geaardheid van het
dier en de bijzonderheden van
het landschap waarin het kan
leven. En dan blijkt dat aan
vlinders veel meer is te beleven
dan alleen het bewonderen van
het fraaie uiterlijk.
In een royale tuin die vlinder-
vriendelijk is ingericht, kan men
jaarlijks wel een dozijn
verschillende vlinders te zien
krijgen, samen met een aantal
soorten hommels, wilde bijen en
zweefv liegen. (De tuin waar het
's zomers gonst!) Zeker als de
buren meedoen met de
inrichting van hun tuin en er een
bloemenrijk, parkachtig geheel
ontstaat. Zulke tuinen zijn tevens
rijk aan insektenetende vogels.
Er zijn dan zoveel spiedende
ogen en hongerige bekken, dat
de vlinders de tuin als rustige
woonplaats wel kunnen
vergeten.
Als men op een zomerse dag het
leven van vlinders en vogels
gadeslaat, lijkt alles pais en vree.
Slechts af en toe ziet men een
vlinder met een scherpe hap uit
zijn vleugel en een enkele keer
is men er getuige van dat een
jonge mus een vlinder mis
handelt. Deze vrede is afge
dwongen van de kant van de
vlinders door middel van een
chemische verdediging.
De vlinders die zich kunnen
permitteren in een vogelrijke
omgeving rond te vliegen,
hebben giftige of eetlust-
bedervende stoffen in hun
vleugelschubben en soms ook in
het lichaam. De opvallende
kleuren van hun vleugels zijn
voor vogels een waarschuwing.
De esthetische schoonheid van
vlinders heeft in de eerste plaats
te maken met een strijd op leven
en dood. Van het dozijn
tuinvlinders bezit het grootste
deel een goede chemische
afweer.
De rupsen van de meeste
soorten zijn minder goed
bedeeld met deze afweer en in
tuinen hebben ze maar een zeer
kleine kans ooit vlinder te
worden. De rupsen van het
Groot Koolwitje bezitten die
afweer nu juist wel en menigeen
kijkt in zijn groentetuin tever
geefs uit naar vogels die nu
eindelijk eens afrekenen met die
koolverslinders. Dit werk is
voorbehouden aan kleine
parasietjes, alleen is het dan wel
te laat voor de kool.
De tuinvlinders zijn in feite
superdieren. Vier van de twaalf
overwinteren als vlinder
(Citroentje, Dagpauwoog, Kleine
Vos, Gehakkelde Aurelia) en
kunnen als vlinder bijna een jaar
oud worden. Ziet men in juni
een Atalanta of Distelvlinder in
de tuin, besef dan dat deze
vlinders hoogstwaarschijnlijk
zojuist een trektocht van duizend
kilometer achter de rug hebben,
ze komen van hun
overwinteringsgebied rond de
Middellandse Zee.
De vlinderoverwinteraars komen
al in maart tevoorschijn en
moeten zo snel mogelijk hun
reserves aanvullen die ze
gedurende de winter verbruikt
hebben. De exotische voorjaars-
bloeiers in onze tuinen die een
flinke honingproduktie hebben,
zijn dan een grote trekpleister. In
de zomer zien we wederom
dezelfde soorten die zich dan dik
zuigen voor de winter of de grote
trek naar het zuiden. Ze
scharrelen bedaard rond op de
bloemtrossen van de vlinder
struik en zijn alsmaar nectar aan
het zuigen. De suiker die in deze
nectar zit wordt omgezet in vet,
dat de vlinder daarna in zijn
lichaam opslaat. Daarop kan hij
teren tijdens het overwinteren of
de trek terug. De tuinvlinders
komen van heinde en verre, met
hun sublieme navigatiekunst
nemen ze alle denkbare barrières
en bereiken de verste uithoeken
van ons land.
7