Neuzen tellen Prestatiegericht Specialisaties We hadden het over tuin- vlinders, dat zijn er 12 van de 74 die we in ons land aantroffen, waarbij de 28 soorten die na 1900 binnen onze landsgrenzen zo nil en dan hun neus hebben laten zien, niet meetellen. Van deze 74 zijn er 14 niet meer, dat is een levering van 19%. Met twee van de 14, de Pimpernelblauwtjes, wordt met uit Polen afkomstige dieren geprobeerd of ze in een Nederlands reservaat kunnen aarden. (In andere landen wil men best wat van onze Grote Vuurvlinders hebben en daar voor een goede prijs betalen!) Dus 74 soorten minus 14, dat maakt 60. In de tuin 12. waar zitten de overige 48? In tuinen van villawijken die gelegen zijn in een bosrijke streek, kunnen in totaal 20 soorten worden waar genomen. Dat is dus het aantal soorten dat in de stedelijke sfeer kan leven waar volop groen aanwezig is. In het buitengebied langs dijken, wegbermen en in parken kunnen we nog eens acht andere soorten tegen komen. Dat maakt in totaal 28 soorten die in het cultuurland een woonplaats kunnen vinden. Er blijven nog 32 soorten over en daarvoor moet men in duinen, heiden en resetvaten zijn, dus buiten het moderne cultuurlandschap. Die vinden we dus op plaatsen waar nog een vleugje van het oude Nederland voort leeft en de herinnering daaraan niet alleen bewaard wordt door oude gebouwen. Men wil de natuur wel weer ontwikkelen om de verdrevenen weer een kans te geven, maar waar moet men dat doen? Vroeger was het ook niet zo dat overal waar ongereptheid was, elk dier daar een paradijs vond. Daar verkijken de mensen zich op. Net zo min als vlinders over één kam te scheren zijn, kan men dit met natuurterreinen doen. De tuinvlinders zijn superdieren die alles kunnen en overal te vinden zijn waar maar voldoende voedsel en ruimte voor ze is. De overige 16 vlinders die in het cultuur landschap gedijen, zijn ook soorten die bekend staan om hun ondernemingslust en niet van schrale houden. Vegetaties waar flink de groei in zit. dat is hun wereld. En de boel mag best eens af en toe overhoop gehaald worden. Wat zijn de overige 32 soorten nu voor typen? Zet ze maar eens op een rij, al die 74 soorten dagvlinders die we oorspronkelijk hadden. Kijk wat de dieren van iedere soort presteren; let op oriëntatie vermogen. trekgedrag. hardheid en voortplanting van de vlinders, de groeisnelheid van de rupsen, de wijze van overwinteren en let vooral op de trucs die zij toepassen om de wisselvalligheid van het weer te overleven en om aan de vraatzucht van vogels te ontsnappen. Schaal iedere prestatie in, begin bij 1 (bijzonder zwak) en eindig bij 9 (bijzonder goed) en 5 wordt dan gemiddeld of tamelijk. Tel alle prestatiecijfers bij elkaar op en men ziet dat de Kleine Vos. Atalanta, Groot Koolwitje uit de rij springen als bovenste beste. Dan komen er een stel die in slechts een of twee eigenschap pen veel presteren en die hebben dan een of andere duidelijke specialisatie die rechtstreeks in verband staat met de aard van het milieu waarin zij leven. Er blijft vervolgens een restgroep Ook zeldzame trekvlinders. zoals deze Luzernevlinder worden in de Atlas uitgebreid behandeld. over met bedroevende rapportcijfers van alles onder gemiddeld of tamelijk. En waar leven deze weinig begaafde vlindersoorten? In uitgekiende plekjes waar ze beschut zijn tegen wisselvalligheden van het weer omdat er een hoge vegetatie groeit die ongemoeid gelaten wordt en vanzelf in stand blijft door een bijzondere waterhuishouding van de bodem. Een andere type plaats waar zij kunnen leven is een gebied met een aaneenschake ling van gunstige plekjes, een afwisseling van bos en schrale graslandjes. Onze vroegere blauwgraslanden waren ook van zulke gebieden waarin een aaneenschakeling van plekken met verschillende vegetatietypen aanwezig was als gevolg van hoogteverschillen in het maai veld of aanwezigheid van wat kwel. De meeste van de uitge storven soorten leefden in dit soort situaties. De vlinders op een rij laten staan in volgorde van hun rapportscore is niet handig. De soorten met een matige score maar met een enkele sterk ontwikkelde eigenschap, kunnen onder bepaalde omstandigheden toch een grote voorsprong hebben op de andere. Als ze in vijf groepen ingedeeld worden, ontstaat er al een bruikbaar beeld van de specialisatierichtingen. De etiketten die daarop geplakt 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1992 | | pagina 8