Stinzenplanten; fine fleur van
Walcherens Manteling
door Richard Struijk
Stins of stinzen?
Hoe zo?
Van de kom van
Domburg oostwaarts.
Op Hoogduin weten
ze, waar de klepel
hangt.
Hoewel de meeste lezers wel meteen zullen begrijpen, waar
het in dit artikel over gaat kan ik me voorstellen, dat anderen
zich afvragen wat stinzenplanten nu toch eigenlijk zijn.
Niet zo verwonderlijk, want in het woordenboek van de
Zeeuwse Dialecten zult u dit begrip stellig niet tegenkomen.
Een stins is namelijk een versterkte, veelal uit baksteen
opgetrokken, adellijke woning in Friesland, die op of nabij
een terp stond.
Onwillekeurig gaan onze gedachten dan uit naar de
vliedbergen, die zich op diverse plaatsen in het Zeeuwse
landschap verheffen.
Wie daar gaat rondneuzen zal echter geen stinzenplanten
aantreffen.
Vandaar, dat we ons naar de Manteling begeven teneinde met
dit bijzondere deel van onze flora kennis te maken.
In de loop der eeuwen hebben
bewoners van buitenplaatsen
kosten noch moeiten gespaard
om hun bezit een fraaier aan
zien te geven. Daar tuincentra
nog niet bestonden nam men
zijn toevlucht tot het importeren
van wilde planten in de hoop
en verwachting, dat deze zich
goed zouden aanpassen. Dat dit
dikwijls het geval was, daarvan
getuigen de vele soorten, die
we tijdens onze wandeling
zullen ontmoeten. Een van de
meest bekende is wel de sten-
gelloze sleutelbloem (Primula
vulgaris), in de wandeling ter
plaatse "bakkruudje" geheten.
Niet ten onrechte, daar de
bloempjes wel door het beslag
werden gedaan.
Wellicht is de soort in het duin
gebied inheems. De bekende
botanicus
C. Sipkes, ons enkele jaren
geleden ontvallen, is als militair
in de jaren 1917-'18 op
Walcheren gelegerd. Veel van
zijn ervaringen heeft hij
vastgelegd en zo konstateert hij
in het tijdschrift "De Levende
Natuur"
jrg.22. 1917, dat de primulass in
de binnenduinrand van Noord
en Zuid- Holland alle geel van
kleur zijn. In de bossen van
Westhove, Berkenbosch en
Overduin bloeien ze in "bijna
alle kleuren van de regenboog".
Deze kleurvariatie is te danken
aan het kruisen van ingevoerde
roze en blauw bloeiende
planten uit Zuid-Europa.
De echte gele staat nog op één
plaats in het waterwingebied
Oranjezon in een diepe duinpan
alsmede op het landgoed
Overduin. Enkele jaren gelden
vond ik hier zelfs een dubbele,
hetgeen ongetwijfeld bijzonder
mag heten.
We zouden onze speurtocht
naar stinzenplanten eigenlijk in
de kont van Domburg moeten
beginnen. Daar immers ligt,
verscholen achter een oude
muur, maar vanaf de Heren
straat duidelijk zichtbaar, het
zgn. "bosje van Kegge". Hier
bloeit de voorjaarshelmbloem
(Corydalis solida) bij duizenden.
Over het geheel ligt dan een
zacht paarsroze gloed, door-
tekend met de gele sterretjes
van het speenkruid.
Dat deze plant zich ter plekke
zo kan handhaven dankt het
aan de eigenschap een lief
hebber van halfschaduw te zijn.
Desondanks is van sterke uit
breiding in oostelijke richting
geen sprake. Men noemt de
bloemen ook wel "vogeltjes op
de kruk" vanwege de merk
waardige vorm en plaatsing.
Dit zou u zelf eens moeten gaan
zien.
In hoeverre we deze vindplaats
"natuurlijk" mogen noemen?
Zeker is wel, dat in Sipkes
dagen de plant oostelijk van
Domburg voorkwam.
Vogelnielk.
Misschien wel het rijkst aan
stinzenplanten is de buitenplaats
Hoogduin onder de rook van
Domburg. Hoewel de meeste te
vinden zijn op privéterrein rond
het woonhuis, kan de wande
laar toch op diverse plaatsen
met heel interessante soorten
kennismaken.
Ik denk daarbij met name aan
het Haarlems klokkenspel.
Dat u in dit geval wel de
13