klok hoort luiden, maar de klepel niet weet te hangen, wekt geen verbazing. Zó alge meen voorkomend is dit fraaie, witte bloempje nu ook weer niet. We hebben te doen met een steenbreeksoort. die gevul de bloemen bezit, de variëteit "plena", hetgeen "vol" betekent. De voortplanting vindt dan ook plaats door middel van kleine knolletjes, die vlak boven de grond aan de stengel hangen. De naam "klokkenspel" zou hiermee te maken hebben. Vermoedelijk is de plant al rond 1720 ingevoerd, maar stellig in dit gedeelte van de Manteling mog niet zo lang aanwezig. Hij groeit in het westelijk gedeelte van het bos hier en daar aan de kant van de weg. 1 lier is het namelijk nog net licht genoeg, maar in een open grasveld zouden de planten stellig beter gedijen, mits het maaibeleid is aangepast. Door namelijk later te maaien krijgen de planten gelegenheid hun knolletjes te ontwikkelen, die tijdens het maaien worden verspreid. Het landgoed schittert voorts door de aanwezigheid van de gewone vogelmelk zowel als de knikkende. De laatste moet evenwel met een kaarsje worden gezocht. De talrijke sterren stralen, fel wit met groene omlijsting, in het zonlicht, want hoewel de plant zich in het bos uitstekend thuis voelt komt hij in open terrein pas mooi in bloei. Geen wonder dan ook, dat gra zige plaatsen kings wegkanten favoriet zijn. De wilde hyacinten en de blauwe druifjes zijn wat dat betreft iets minder kieskeurig. Vooral de eerste kleuren plaat selijk de bosbodem helemaal blauw door hun grote aantallen. Ook elders in de Manteling zijn ze present. Ik krijg sterk de indruk, dat er de laatste jaren zijn uitgeplant tot zelfs in het duin. Dit kan floravervalsend werken daar door bollen- kwekers steeds meer variëteiten in de handel worden gebracht o.a van de kruising met de Scilla hispanica. Maar ja, zouden Botanica dat vroeger ook niet gezegd hebben van de nu zo geprezen stinzenflora? Heel bijzonder is de bostulp. die volgens Sipkes destijds ook op Hoogduin stond, maar die mij slechts van Westhove bekend is. Er zijn twee vindplaatsen, n.l. onder hoge bomen nabij de Orangerie en op korte afstand daarvan in een grasveld langs de bosrand. De aanwezigheid op Westhove lijkt niet toevallig. Toen rond 1800 de buitenplaats werd aan gepast aan de Engelse land schapsstijl met zijn romantisch aandoende, bochtige weggetjes en dito waterpartijen, zal de tulp stellig zijn geïntroduceerd. Afkomstig uit Italië was hij in die dagen de grote mode en breidde zich via allerlei buiten- plaasten snel uit. De tulp is gebaat bij enig grondverzet. Een til te statisch milieu doet de plant geen goed. Bij het beheer dient hier zeker rekening mee gehouden te worden. Westhove mag zich trouwens verheugen in enkele fraaie groepen Arons kelken. Deze Italiaanse komt het meest voor en wel op de kleiachtige delen. Hij groeit aan het eind van de oprijlaan tot het kasteel met zijn hardgroene glimmende blad. waarin de geelachtig getinte nerven duidelijk opvallen. De bloem doet dit minder tenzij men gefascineerd is door de wijze, waarop insekten worden gegijzeld teneinde bestuiving te bewerkstelligen. In de herfst verheffen de talrijke staven van Aaron zich boven de bosgrond met hun helder oranjerode bessen, die evenwel giftig zijn. Van alle landgoederen in de Manteling is Berkenbosch in het voorjaar het meest in trek. Dan sieren duizenden kleine, gele narcissen het bos. Ongetwijfeld zijn ze in de tweede helft van de vorige eeuw na de renovatie van Berkenbosch aangeplant en hebben zich daarna sterk uitge breid. Ook de dichternarcis, helder wit met opvallend kroontje, is op bescheiden schaal aanwezig. Daar deze veel later in bloei komt kan men geruime tijd van al deze lelie- achtigen genieten, die door de bewoners met "Péschlelies" worden betiteld. Of we de salomonszegels en lelietjes der dalen, die er, zij het in geringe aantallen aanwezig zijn, ook tot de stinzenflora mogen rekenen? De laatste wellicht wel, maar de eerste? In de duinen van de Manteling kwam ik de salomonszegel nooit tegen. Trouwens in dit geval gaat het om de gewone salomonszegel, die kenmerkend is voor bossen en houtwallen op de hogere zand- en leemgronden. Wellicht betreft het een kruising met de welriekende - of duinsalomons zegel. die op buitenplaatsen wordt aangetroffen. Het fraaie landgoed Duinbeek, waarvan grote delen in de Haarlems laatste oorlogswinter 1944'45 klokkenspel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1993 | | pagina 14