Wandelingen
door het Zeeuwse landschap
De plaat van de Vliet
door Chiel Jacobusse
Roompot, Keeten, Mastgat,
Zijpe, Slaak, Krammer,
Volkerakonderdeel van één
van de vele namenrijtjes die we
op de Lagere school leerden bij
aardrijkskunde. De namen
werden er ingestampt tot je ze
opdreunen kon; een lange rij.
Na een poosje werd zo'n
namenrij iets vanzelfsprekends,
wat je bij iedere gelegenheid
paraat had. De afzonderlijke
namen vervloeiden en om
een gebied op de kaart te
kunnen plaatsen moest je in
gedachten even het rijtje
afraffelen.
Precies zo was het ook in de
werkelijkheid. De gebieden
vormden een geleidelijke reeks,
waarin de invloed van de
Noordzee heel langzaam minder
werd naarmate je verder naar
het oosten kwam. Die lang
gerekte overgang werd ook
weerspiegeld in de flora en
fauna. In het Slaak had je de
eerste schorrenplanten van brak
gebied, zoals het lepelblad.
En pas voorbij de Zeeuws-
Noordbrabantse grens vond je
buitendijks rietpluimen tussen
al de andere soorten die op het
zoute water en het dagelijks
ritme van de getijden ingesteld
waren.
Voor de levensgemeenschap
was het een onvoorstelbare
schok toen in 1986 de Philips-
dam gereedkwam. Planten en
dieren stierven massaal af door
het wegvallen van de levens
ader van het getijderegiem.
De regenval zorgde voor een
snelle ontzilting die het
Langs de oever van
de Plaat van de Vliet
komen nog
zoutplanten voor.
bodemleven dat nog over was
wegvaagde. En zo verstarde een
levensgemeenschap tot een
beeld dat met recht wel
Pompeiaans genoemd is.
De Plaat van de Vliet was voor
het wegvallen van het getij een
zandplaat die bij iedere vloed
kopje onder ging. Door de
dagelijkse overspoeling was de
plaat volledig onbegroeid, maar
wel was er, zoals overal in het
intergetijdegebied, een rijk
bodemleven, waar veel vogels
op af kwamen. Na het gereed
komen van de Philipsdam
kwam een groot deel van de
Plaat van de Vliet permanent
Niemandsland bestaat niet in de
natuur. In snel tempo ver
schenen andere dieren en op
het kale zand begon zich weldra
een begroeiing te ontwikkelen.
De eerste pioniers waren kust-
vogels als visdief, dwergstern en
strandplevier, die op het nog
kale zand een ideale broed-
gelegenheid aantroffen. Het zijn
rasechte pioniervogels, die
voortdurend op zoek zijn naar
nieuwe broedgebieden die aan
hun voorkeur voor onbegroeide
bodem beantwoorden. Ze
broeden nog steeds op de Plaat
van de Vliet, maar hun dagen
zijn er geteld. Het gebied raakt
meer en meer begroeid en dat
betekent dat de pioniervogels
geleidelijk plaats maken voor
andere soorten zoals weide
vogels en struweelsoorten.
De plantengroei op de Plaat van
de Vliet is iets bijzonders.
Gelukkig is de drooggevallen
plaat niet ingezaaid, zoals elders
in het Deltagebied wel gebeurd
is om al te vergaande verstui
ving te voorkomen. In plaats
van inzaaien is gekozen voor de
aanleg van stuifdijken, die er
dankzij de ingeplante helm voor
gezorgd hebben dat het stui
vende zand werd opgevangen.
De rest van de plaat is uitgesto-
ven tot op de diepte van het
grondwater en dat heeft ge
zorgd voor een prima uitgangs
situatie voor de plantengroei.