Weiden in de zee
door Jan Boom
Op veel plaatsen langs onze kust vinden we gebieden die
behoren tot het domein van de zee maar die door opslibbing
of aanzanding boven het niveau van laagwater zijn gerezen.
Als dat proces doorzet raken zulke plekken als regel begroeid
met zoutminnende planten en ontstaan de zo bekende
kwelders en schorren.
Ondanks het altijd dreigende
risico van verraderlijke geulen
met zuigende slibbodems,
drijfzanden en onverwacht hoge
vloeden hebben mensen zolang
de geschiedenis het ons vergunt
om terug te kijken hier vee
ingeschaard. Runderen, meest
jongvee, soms paarden maar
vooral schapen zijn zo een
bekende verschijning buiten
dijks. Dat er altijd mensen zijn
geweest die de risico's voor lief
namen komt ongetwijfeld door
de krappe weerbarstigheid van
het dagelijks bestaan in alle
lijden. Armoede en plaatsgebrek
dwongen elke volgende gene
ratie tot de grootst mogelijke
inventiviteit en de laatste stuk
ken wildernis van onze wereld
zijn zo telkens opnieuw een
uitdaging geweest voor mensen
met pioniersgeest. Het Ver
dronken Land van Saeftinghe is
tegen deze achtergrond sinds
mensenheugenis verbonden met
smokkelen, jutten, vissen jagen
en stropen, en rondtrekkende
schaapskuddes. Met kleine
variaties komt dit beeld ook
boven in de verhalen over de
kwelders langs de Dollard en op
Ameland, de Terschellinger Grië
en Groede, de Slufter op Texel
en het Zwin en de voormalige
schorren van het Sloe in
Zeeland.
De tijden zijn veranderd. Buiten
dijkse of -duinse kustgebieden
zijn niet meer geisoleerd en de
moderne welvaartsnormen
hebben de ouderwetse schaap
herders praktisch doen uit
sterven. De calculerende boer
van vandaag die behalve zijn
rendement ook zijn uren telt is
met een gebied als Saeftinghe
snel klaar: daar valt geen droog
brood te verdienen, zeker niet
met schapen nu de markt defi
nitief is ingezakt en de wol nog
maar een schijntje opbrengt. De
schapenbedrijven die sinds het
begin van de eeuw in
Saeftinghe tot ontwikkeling
waren gekomen - van de
families Verbist in het westen,
Feyen in het oosten en Cleiren
op de 'Noord' - waren gedoemd
om te verdwijnen. In feite was
dat proces in het begin van de
jaren tachtig al ver gevorderd.
De inmiddels bejaarde Joseph
Cleiren uit Kieldrecht had geen
schaapherder meer in dienst, 25
jaar eerder werden vanuit de
kooien op de Noord 600
moederdieren met lammeren
door twee herders geweid.
Karei Feyen uit Prosperpolder
had nog één herder (Maurice
Cant, die is er nog steeds) maar
zijn troep was al meer dan
gehalveerd tot zo'n 200 dieren
en hij kwam steeds minder in
het schor. Ward Verbist uit
Emmahaven trok nog rond met
ca. 250 schapen, in zekere zin
een restant van de grote kudde
van z'n oom Constant (ca 1000
schapen rond de 'heuvel', een
vliedberg in westelijk Saefting
he), maar hij was aan z'n pen
sioen toe en hij had geen
opvolger.
Dat was 1980, en daar begon de
kentering. Voor het beheer van
Saeftinghe als natuurgebied -
het had inmiddels de hoge
status 'Staatsnatuurmonument'
gekregen - was het voortzetten
van de beweiding van groot
belang en daar werd dus aan
gewerkt. Hoe dat zich allemaal
heeft ontwikkeld, eerst in
Emmahaven en na bewezen
perspectief een paar jaar later
op de Noord, is een verhaal
apart.
Ik volsta hier met de medede
ling dat het met (letterlijk) nogal
wat pijn en moeite redelijk is
gelukt: er zijn, met veel per
soonlijke inzet, subsidiesteun en
sponsoracties, twee bedrijven
op moderne leest geschoeid en
tegelijkertijd ingesteld op begra-
zingsbeheer. De voortzetting
van de beweiding van het schor
lijkt daarmee naar beste kunnen
gegarandeerd.
Interessanter dan de praktische
gang van zaken is het om wat
dieper in te gaan op het feite
lijke motief achter de inzet van
grote troepen schapen (en ook
runderen) in de schorren van
Saeftinghe. Elders in Nederland,
en vooral ook in Duitsland wor
den in tal van natuurgebieden
deze dieren gebruikt om een
natuurlijk geachte verscheiden
heid aan plantengemeenschap
pen in stand te houden. Bij het
behoud van heidevelden is er
een direct verband tussen het
graasgedrag van de dieren en
het beoogde resultaat, het terug
dringen van het oprukkende
bos en het tegengaan van de
vergrassing. Heiden zijn in onze
streken produkten van mense
lijke cultuur (bij mijn weten
moet je naar de guurste plekken
van de Oeral gaan om de
dichtstbijzijnde natuurlijke
heidevelden te zien) en kunnen
dus alleen met cultuurmaatrege
len worden behouden. Is dat
ook zo met de zoete, brakke en
zoute 'wetlands' waaraan ons
land zo rijk is, en waarvan
Emmahaven 19* 1.
De auteur (rechis)
met zijn leermeesl er
in k
schapenhoude rij
Ward Verbist (lints)
en Karei Feyen
(midde 1) j
10