Schapen en de natuur JB: Nou, om in de termen van een ontdekkingsreis te blijven, het was of we in de middel eeuwen terecht kwamen. De kleine kudde die van de vorige herder bij Emmahaven was overgenomen, moest foktech- nisch ingrijpend worden aan gepast. Voor de winterstalling was een kleine, bouwvallige schuur aanwezig, waarvan nog niet zo lang daarvoor de bodem was uitgegraven om zo te voor komen dat de schapen-potstal te snel vol kwam te zitten. Gevolg was wel dat toen we herfst 1981 de schapen naar binnen wilden halen en de deuren van de kooi open deden er een halve meter water in stond; ik hoor nog de grote plonzen van de strobalen die we in de kooi gooiden om het water te absorberen. Twee zaken hebben ons gedurende de eerste jaren veel tegenslag bezorgd. Ten eerste een serie strenge winters, waarbij de lammertijd, dat is hier decem- ber-januari, in die gebrekkige schuur moest plaatsvinden. En ten tweede het op Deltahoogte brengen van de zeedijk langs Saeftinghe, wat ongeveer vier jaar geduurd heelt. Daardoor konden we soms niet van de kooi naar het schor en dan stond je daar met een paar honderd schapen die moesten eten. De zeedijk is bovendien een wezenlijk onderdeel van dit schapenbedrijf. Behalve dat het graasgebied is als de beesten niet op het schor terecht kun nen. vormt de dijk een vlucht heuvel voor schapen bij extra hoge vloed. Een paar jaar de zeedijk missen voor een schapenbedrijf dat snel moest ontwikkelen om economisch rendabel te worden, heeft ons veel misère bezorgd. De omstandigheden verbeterden sterk toen in 1985 een nieuwe grote schaapskooi, gebouwd in opdracht van Het Zeeuwse Landschap, in gebruik kon wor den genomen. Nadat in 1986 de nieuwe zeedijk weer bij het schapenbedrijf betrokken kon worden kreeg de kudde einde lijk de omvang die ik in mijn oorspronkelijke bedrijfsplan tweemaal zo snel bereikt dacht te hebben. De laatste jaren draait het bedrijf relatief goed Al vanaf de eerste jaren runden we het met drie vaste mensen, mijn vrouw, mijn compagnon Lukas van Crimpen en ik. Vorig jaar hebben we besloten dat Lukas en zijn vrouw alleen met het bedrijf verder gaan. Van wege de slechte verdiensten in de .schapensector was er niet langer met twee huishoudens van te leven. Momenteel werk ik aan wetenschappelijke publi- katies op biologisch gebied en ben nog zijdelings bij het schapenbedrijf betrokken. GJB: Hoe kijk je nu terug op 10 jaar leven met Saeftinghe? JB: Ik vind dat we uiteindelijk toch ons doel bereikt hebben. 1 let bedrijf draait, alhoewel mo menteel de ingezakte schapen- markt weer problemen dreigt te veroorzaken, en de beweiding an Saeftinghe is weer op het oude peil ran voor de jaren zeventig teruggebracht. Mijn ervaringen met Saeftinghe kan ik in een paar punten samen vatten. Voor het eerst in mijn leven heb ik ervaren, door met de schapen het schor in te gaan, wat het is om een lange tijd nagenoeg dagelijks met een natuurgebied te leven. Dat is een geweldige ervaring. Je beleeft zo n gebied veel inten ser, dan wanneer je incidenteel een gebied bezoekt. Een tweede punt is dat, eigenlijk tot mijn verbazing, bleek dat je in een betrekkelijk korte tijd veel kan bereiken met het gericht fokken van schapen. Eigenschappen waarvan we dachten dat ze goed waren voor schorre- schapen konden via kruisingen binnen enkele jaren in de kudde gebracht worden. Hierdoor ontstond een steeds beter aan het schor aangepaste kudde. Een derde aspekt dat bijzonder was om te volgen is de veran dering van Saeftinghe tengevol ge van de toegenomen bewei- dingsdruk. De vegetatie werd gevarieerder van samenstelling en struktuur en de vogelrijk dom, vooral de eenden en ganzen, is de laatste jaren spectaculair toegenomen. Toen ik hier voor het eerst kwam hoorde je nauwelijks ganzen, terwijl nu het gehele winterhalfjaar een ganzen- concert uit alle delen van Saeftinghe komt F.ngcls slijkgras als pionier in Saeftinghe 1 i

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1993 | | pagina 14