De verlanding van Saeftinghe De functies van Saeftinghe voor de Westerschelde getijgolf (eb) ondervindt bij het doorlopen van een ondiepe geul meer weerstand dan de top van de getijgolf. I iierdoor ver plaatst de top zich iets sneller dan het dal. Het volstromen gebeurt daardoor in kortere tijd dan het leegstromen, wat bete kent dat de stroomsnelheden tijdens de vloedperiode hoger zijn dan tijdens de ebperiode. Dit verschil in stroomsnelheid zorgt voor een netto transport van zand in de vloedrichting. In de laatste eeuw zijn er een aantal metingen gedaan waaruit de snelheid van verlanding van Saeftinghe kan worden bepaald, l it deze metingen blijkt, dat de verlanding heel snel gaat. In figuur 2 is de afname van het vloedvolume van de grote geulen van Saeftinghe te zien. In figuur 3 is de ophoging tussen 1962 en 1987 in een van west naar oost lopend profiel weergegeven. Als het huidige tempo van verlanding doorzet, zijn de geulen van het Land van Saeftinghe rond het jaar 2010 volledig vol met zand en slib. Ook de gidsen van het Zeeuwse Landschap hebben w aarge nomen dat de geulen ondieper zijn geworden en vaak makke lijker zijn over te steken dan een aantal jaren geleden. Deze ophoging heeft invloed op de vegetatie. Zolang het schor laag is en vaak overspoeld wordt overheersen soorten als Engels slijkgras, Zeeaster en Zeekraal. Wordt het schor hoger dan ver schijnen andere soorten, zoals Strandkweek en Riet. Wanneer het schor nog hoger wordt kun nen ook soorten als Akkermelk distel op het schor groeien. De veranderingen in de v ege tatie hebben tot gevolg dat er verschuivingen in de vogelstand optreden. De ontwikkeling van de plantengroei op Saeftinghe is van groot belang voor het be heer dat het Zeeuws Landschap moet voeren. Het is daarom belangrijk dat de Stichting een beeld heeft van de ontwikke lingen die in het gebied aan de gang zijn. omdat beheren een kwestie v an vooruitzien is. Het Land van Saeftinghe heeft voor de Westerschelde enkele belangrijke morfologische functies. Eén ervan is de functie v an kombergingsgebied. gebied dat tweemaal per dag over stroomd wordt. Dit soort kom- bergingsgebieden zijn van belang voor de gehele Wester schelde, omdat de vulling en lediging ervan gebeurt door water dat door de hoofdgeulen van de Westerschelde stroomt. Deze hoofdgeulen worden op diepte gehouden door deze waterstroom. Als de w ater stroom afneemt ten gevolge van verlanding, neemt ook de diepte van de geulen af, of, wat in de Westerschelde meer van toe passing is, er moet meer gebag gerd worden om de geulen op diepte te houden. De ontwik keling van Saeftinghe speelt in dit proces een belangrijke rol. Door de afname van komber- ging in de laatste eeuwen (die overigens niet tot Saeftinghe beperkt is gebleven!) kan in de Westerschelde op grote schaal hetzelfde gebeuren als in Saef tinghe op kleine schaal gebeurt: de komberging neemt af. en daardoor worden de geulen smaller en ondieper. Een andere morfologische func tie van Saeftinghe is dat het gebied tijdens zeer hoge water standen een grote hoeveelheid water bergt. Omdat tijdens In de grote geulen treedt sterke verzanding op figuur 2 Afname van het vloedvolume van het Land van Saeftinghe 1920 1o9 1940 1960 1980 2000 10 20 30 40 50 vloedvolume (miljoen m J 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1993 | | pagina 20