Het belang van het Verdronken Land van
Saeftinghe voor de vis- en
schaaldierfauna van de Westerschelde
door André Cattrijsse
Estuaria en intergetijdegebieden zijn belangrijke voedsel-
gronden en kinderkamers waar zowel vissen, garnalen als
krabben gebruik van maken. Een kraam- of kinderkamer is
een gebied dat de groei en de overlevingskansen van jonge
levensstadia gunstig beïnvloedt. Behalve het directe
economische belang van bescherming en behoud van
dergelijke gebieden voor de jonge stadia van commercieel
belangrijke soorten mag men het indirecte ecologische
belang niet uit het oog verhezen. Immers, soorten die niet
commercieel geexploiteerd worden kunnen een belangrijke
rol spelen als roofdieren (predatoren) van, of als voedsel
voor de commerciële soorten.
Het Nederlandse Deltagebied is,
in vergelijking met de Wadden
zee en het Nederlandse kustge
bied als kinderkamer van onder
geschikt belang, maar herbergt
toch aanzienlijke hoeveelheden
jonge vissen en schaaldieren.
De sterk vervuilde Westerschel
de is het enige overgebleven
echte estuarium van het Delta
gebied. De Westerschelde staat
bekend als een kinderkamer
voor de schol, de schar, de
tong, de zeebaars en vooral
voor de grijze garnaal.
Onderzoek naar het belang van
schorren als kraamkamers werd
tot nu toe voornamelijk in
Noord-Amerika uitgevoerd. Hier
strekken schorren zich over
grote oppervlaktes uit en is hun
uitzonderlijke betekenisin kust-
ecosystemen uitvoerig gedocu
menteerd. In Europa zijn schor
ren door inpoldering eerder een
zeldzaam biotoop geworden en
de resterende gebieden beslaan
relatief kleine oppervlaktes. Het
totale schoroppervlak rond de
Noordzee bedraagt 'slechts'
650 km-. Het merendeel daarvan
ligt aan de kust. Brakwater
schorren zijn uiterst zeldzaam
geworden en van de resterende
is het Verdronken Land van
Saeftinghe één van de grootste.
In het Westerschelde-ecosys-
teem speelt Saeftinghe een
belangrijke rol als bezinktank
voor dood organisch materiaal,
afkomstig uit het estuarium.
Op het schor is er een aanzien
lijke plantengroei die, op het
einde van het groeiseizoen
wordt afgebroken tot organisch
materiaal, dat dan weer in het
scheldewater terecht komt. Dit
overaanbod aan organisch mate
riaal is een voedselbron voor
heel wat dieren die bijgevolg in
hoge aantallen op het schor
voorkomen. Vooreerst is er de
bodemfauna (het benthos).
Het slikkreeftje en een aantal
soorten borstelwormen grazen
het organisch materiaal, dat op
de bodem uitzinkt. af. Slik-
kreeftjes en wormenzijn op hun
beurt voedsel voor de zager.
Ten tweede is er de fauna die
zich net boven de bodem op
houdt: het hyperbenthos. Deze
groep bestaat o.a. uit aasgarna
len, vlokreeften en pissebedden.
De aasgarnaal Neomysis integer
is veruit het belangrijkste
organisme.
Bodemfauna en hyperbenthos
zijn energiek voedsel voor de
jongste stadia van de epifauna:
vissen, garnalen en krabben, die
bij hoogtij in enorme aantallen
het schor bezoeken. Bij laag
water worden ze gegeten door
steltlopers, maar bijvoorbeeld
ook meeuwen en sterns kunnen
intensief fourageren op aasgar-
Onderzoekers bezig
met het
bemonsteren van
een geul in
Saeftinghe