Studieopzet.
Beschrijving van de
fauna.
Uiteindelijk is er dus een stroom
van energie en levend materiaal
naar het estuarium en trekken
dan later naar zee om er de vol
wassen populaties te vervoegen.
Door de Universiteit Gent,
Sektie Mariene Biologie werd, in
samenwerking met het Centrum
voor Estuariene en Mariene
Oecologie, Yerseke, een twee
jarige studie uitgevoerd naar het
gebruik van Westerschelde-
schorren door de aquatische
fauna. Dit onderzoek omhelsde
zowel het epibenthos (vissen,
garnalen en krabben) als het
hyperbenthos (aasgarnalen,
vlokreeften en pissebedden).
Behalve inventarisatie en aantal
schattingen van de soorten
werden seizoenale patronen in
het gebruik geregistreerd.
De kinderkamerfunktie werd
ingeschat en het belang van het
schor als voedselgrond werd
geëvalueerd. Hiervoor werden
maaganalyses uitgevoerd op de
voornaamste soorten. Als studie
gebied werd in het Verdronken
Land van Saeftinghe de grote
kreek, tussen de twee verste
schaapskooien in. uitgekozen.
Vanaf de brug over de kreek
werd op een passieve manier
gevist met behulp van een groot
fijnmazig fuiknet. Het vissen
nalen die het schor binnen
zwemmen. Het schor voorziet
dus de hogere niveaus van de
estuariene voedselketen van
brandstof. Als de jonge stadia
van de epifauna een zekere
grootte bereikt hebben stoppen
ze hun getijmigratie naar het
schor en blijven ze in het
estuarium.
gebeurde elke maand rond
springtij en besloeg een volledi
ge getijdecyclus, van het eerste
waterdat de kreek instroomde
tot het laatste water dat
uitstroomde.
De kreken van Saeftinghe wor
den met de getijden door een
redelijk diverse fauna bezocht.
Ongeveer dertig soorten vissen,
garnalen, krabben, aasgarnalen,
vlokreeften en pissebedden
komen er regelmatig voor. De
kreken van het schor zijn soor-
tenrijker dan het brakwaterdeel
van het estuarium zelf. Enerzijds
zijn de levensomstandigheden
in het estuarium zelf, door de
grote dynamiek (stroomsnelhe-
den, schommelend zoutgehalte,
enz.), harder en bovendien is de
fauna van de Westerschelde
door de vervuiling verarmd.
De visfauna van de Westerschel
de kan grosso modo opgedeeld
worden in vier groepen:
residente soorten, juvenielen
van mariene soorten, soorten
die enkel van het estuarium
gebruik maken als doortrekge-
bied van en naar de paaigebie-
den en zoetwatersoorten met
een redelijke tolerantie voor
brakwater. De eerste twee groe
pen zijn hierin het belangrijkst.
De residente soorten brengen
hun gehele levenscyclus door in
het estuarium. Vertegenwoordi
gers van deze groep die regel
matig het schor opzwemmen
zijn bot, brakwatergrondel,
driedoornige stekelbaars en
kleine zeenaald.
De brakwatergrondel neemt een
aparte plaats in binnen de groep
aangezien hij in het estuarium
weinig of niet voorkomt.
In andere, minder vervuilde,
Europese estuaria is de situatie
geheel verschillend en bevindt
er zich een grote brakwater-
grondelpopulatie in het estua
rium zelf, bij zoutgehaltes tussen
0 en 5%. In de Westerschelde is
die zone vrijwel het gehele jaar
zuurstofloos en dit is ver-
23