;eenden zijn
hele jaar door
inden in
'ftinghe
wintert wel in Saeftinghe. In de
uitgestrekte rietvelden hebben
ze hun gezamenlijke slaap
plaatsen, waar ze tegen het
vallen van de avond met
tientallen bij elkaar komen om
te overnachten. Gelijktijdig zijn
ook de slaapvluchten van
ganzen te bewonderen, want
bovenop de hoge aantallen die
voedsel zoeken in het schor,
komen dan nog de ganzen die
in de polder verblijven om in
Saeftinghe de nacht door te
brengen.
Meeuwen zijn er het hele jaar
door volop, maar in het voorjaar
worden ze luidruchtig. Zilver
meeuwen zitten paarsgewijs
verspreid over het hele schor en
kokmeeuwen concentreren zich
in een paar weinig florerende
kolonies. Is het de concurrentie
van de zilvermeeuw die de kok
meeuwen de das omdoet, of ligt
het vooral aan de snelle verzan
ding dat hun aantallen gedeci
meerd zijn? We weten het niet.
maar het blijft één van de opval
lendste ontwikkelingen die het
vogelgebeuren de laatste jaren
te zien heeft gegeven. Zo rond
eind maart begint het lepelblad
te bloeien in uitbundige witte
trossen. Het is een merk
waardige plant, die alleen in
brakke gebieden te vinden is.
Lepelblad was vroeger bij zee
lieden befaamd om de hoge
vitamine-C-gehaltes en het werd
beschouwd als een probaat
middel tegen de beruchte
scheurbuik. Op het moment dat
het lepelblad gaat bloeien oogt
de rest van de begroeiing nog
dor en winters. Alleen de uitge
strekte velden van het diep
roze bloempjes van de gerande
schijnspurrie. Hun overlevings
strategie bij opkomend water is
altijd weer een dankbaar
demonstratieobject bij excursies.
De zeealsem weet zich te
handhaven en uit te breiden op
hoge oeverwallen. Doordat de
schapen de sterk geurende
bladeren mijden neemt de zee
alsem een florissante concurren
tiepositie in ten opzichte van de
omringende planten die worden
weggegraasd.
Juist als de planten op hun
hoogtepunt zijn is het in de
vogelwereld wat stil. Maar lang
duurt dat nooit in Saeftinghe.
Het is één van de hoogtepunten
als in het najaar groepen trek
kende lepelaars het gebied
aandoen; soms met een paar
honderd tegelijk.
Gelijktijdig verschijnen er allerlei
andere trekvogels, steltlopers
zowel als vele soorten eenden,
die gedurende een kortere of
langere lijd in het gebied blijven
hangen. Als de eerste ganzen
weer verschijnen zijn de in het
schor wonende bisamratten
volop bezig met het maken van
groene nopjeswier geven wat
lentekleur aan het gebied. De
rest van de begroeiing is het
uitbundigst in de zomer. Dan
bloeien de zeebiesvelden met
de merkwaardige bloeiwijzen
die op aan elkaar geklitte
propjes aarde, met wat schots
en scheef hangende meeldraden
lijken.
De begroeiing is het rijkst aan
variatie op de plaatsen waar
beweid wordt. Grassen als het
kweldergras en het roodzwenk-
gras bepalen het beeld, maar
daartussen zijn planten als zee
kraal, schorrekruid en melk-
kruid talrijk. Een speciale
vermelding verdienen de fraai
Zeekraal; een
pionier op de
kale slikbodem