put voor elke amfibie geschikt
is. Binnen dit algemene uit
gangspunt variëren de voorkeu
ren van de soorten: sommige
houden meer van de voedsel-
armere putten dan andere,
andere geven een voorkeur aan
de dicht met waterplanten
begroeide, weer andere komen
ook graag in putten die weinig
zonlicht krijgen, voor veel
soorten is het noodzakelijk dat
het water in de put helder is.
etc. Door het grote aantal putten
dat vroeger in Zeeland voor
kwam. waren er voor alle
Zeeuwse amfibieën volop voort-
plantingsplaatsen.
Overhoekjes
Natuurlijk moeten er naast
voortplantingsplaatsen ook
voldoende leefgebieden op het
land beschikbaar zijn om
gezonde amfibieënpopulaties te
kunnen handhaven. Zoals ook
in de vorige afleveringen van dit
tijdschrift herhaaldelijk is
geschreven houden amfibieën
van de wat ruigere stukjes in
ons landschap: de overhoekjes,
ruige wegbermen, slootkanten
en dijken, duinen, bosjes,
heggen, rommelige erven en
tuinen. Ze verbergen zich
overdag en 's winters graag
onder stapels hout of stenen.
Het nette en efficiënte gebruik
dat wij mensen tegenwoordig
maken van het land zal dus niet
ten gunste van een rijke amfi-
bieënfauna werken. En er zijn
nog andere factoren die de
stand van de amfibieën nadelig
bïnvloeden. Zo zijn ze als
insekteneters gevoelig voor
insektenbestrijdingsmiddelen
Wat van alle nadelige factoren
voor amfibieën de meest door
slaggevende is. is onbekend.
Maar de snelheid waarmee
amfibieën nieuw gegraven
putten ontdekken en bezetten,
wijst op het groot belang van
voorplantingsplaatsen. Vee
drinkputten vormen dus van
oudsher de kleine, zoete,
geïsoleerde watertjes waar onze
amfibiën zich in voortplanten.
Tuinvijvers
Maar er is de laatste jaren een
type watertje bijgekomen dat
bijna dezelfde eigenschappen
heeft: de tuinvijver. Kleine
watersalamanders, Gewone
padden. Bruine kikkers, Groene
kikkers, maar ook Kamsalaman-
der en Boomkikkers kunnen
zich in tuinvijvers voortplanten.
Uit het voorgaande kunnen we
afleiden waaraan een goede
amfibieënvijver moet voldoen:
de vijver moet de hele zomer
zoet, liefst helder water bevatten
(gebruik regenwater om de
vijver te vullen) en in ieder
geval gedeeltelijk met water
planten begroeid zijn. Er mogen
geen vissen in voorkomen, of
hooguit enkele kleintjes, en
zeker geen eenden die in een
vijver snel zeer smerig maken.
De oevers moeten zo stijl zijn
dat de kikkers en salamanders
er gemakkelijk in of uit kunnen,
ook als er eens wat minder
water in staat. De vijver ligt bij
voorkeur een groot deel van de
dag in de zon. Als zo'n tuin
vijver in een gebied ligt waarin
nog steeds amfibieën voor
komen en waarin nog andere
putten en vijvers liggen, dan
zullen de kikkers en salaman
ders de vijver zeker snel
ontdekken en gaan gebruiken.
Dit zal nog beter gaan. als de
tuin waarin hij ligt enigszins ruig
wordt gehouden, met hier en
daar wat stapels hout en veel
verschillende verwilderde
bloemen en planten, zodat er
veel insekten voorkomen. Zo'n
tuin is niet alleen voor amfi
bieën antrekkelijk om er een
landleven te leiden, maar ook
libellen, vlinders en zangvogels
(om enkele opvallende groepen
te noemen) kunnen ervan mee
profiteren. De eigenaar maakt
dan kans een groot deel van het
jaar te kunnen genieten van de
aanwezigheid van deze dieren
in zijn directe omgeving.
C.J.M. Musters is secretaris van
de Herpetologische Studiegroep
Zeeland
Tuinvijvers worden
niet zelden spontaai i
door kikkers,
padden en
salamanders
bevolkt.
10