Vlinders van "Ter Hooge" door D. Vestergaard en A.J.H. van Lynden Dagvlinders men. Je kunt vaak duidelijk zien, dat de lentevlinders afge vlogen zijn op hun lange reis. Een behoorlijke trek van deze soort vond in mei/juni 1988 plaats. Dan de dagpauwoog. Ook deze behoort tot de grote familie der nymphalidae en evenals andere leden van deze familie, zijn de rupsen als het ware voorzien van een heleboel "doorns" op het lichaam. Vooral in de voorzomer kan men de rupsen van de dag pauwoog aantreffen op de grote brandnetel, grote massa's bijeen als "rupsenleggers" (term van wijlen R. Tolman). De witjes zijn er als vanouds, maar het kleine en grote koolwitje komen niet zo massaal meer voor als vroe ger. Vooral het klein geaderd witje voelt zich in het parkbos van "Ter Hooge" goed thuis. Hoewel van de oorspronkelijke begroeiing van Ter Hooge, na de inundatie van Walcheren, praktisch geen boom, struik of kruid gespaard is gebleven, heeft het landgoed na de oorlog zijn karakter van parkbos herkregen. Het bont zandoogje komt voor op zonnige plaatsen io het bos. Deze ontwikkeling is door de vlinderfauna zonder twijfel op de voet gevolgd: de afstand tot de duinen is niet zo groot en herbevolking behoeft geen pro bleem te zijn. Laten we begin nen met de dagvlinders. Sommige dagvlindersoorten en met name de parelmoervlinders zijn, misschien voorgoed, ver dwenen. Op de gazons van Ter Hooge vlogen de zilveren maan en de kleine parelmoervlinder. Misschien komen beide soorten nog sporadisch langs de duin rand voor. Melitaea cinxia vloog in de jaren veertig in het duingebied tussen Vlissingen en Domburg en mogelijk op andere plekken op Walcheren op grasland met smalbladige weegbree. De koninginnepage staat er wat beter voor. Deze soort duikt zo nu en dan op en werd op 24 juli 1992 door Prof. Sobels op de buddleya op "Ter Hooge" gesig naleerd. Ooit was deze soort karakteristiek voor de Zeeuwse bloemdijken en je kon ze overal aantreffen op wilde en gekweek te peen, de prachtige groene rupsen met zwarte bandjes, waarin oranje puntjes staan. De vlinders waren gemakkelijk te kweken en we zagen er zo tientallen uit de pop komen. Iedere keer weer een wonder! Dat geldt trouwens evenzeer voor het verpoppen zelf: de rups spint een gordeldraad, bestaande uit een verzameling aparte zijden draden, die aan de stengel moet worden bevestigd. Er is heel wat akrobatiek nodig om die draad over de rug be vestigd te krijgen. Is de draad gereed, dan barst na enige tijd de rupsenhuid open en de pop komt tevoorschijn. De oude rupsenhuid wordt naar beneden afgestroopt en met enige kramp achtige bewegingen afgewor pen. Daarna spartelt de pop totdat de haakjes aan het "staart- einde" stevig in de zijdesteun verankerd zitten. Net zoals dat bij vele andere dagvlinders het geval is, zijn er verschillende generaties: een voorjaarsgene ratie in mei uit de overwinteren de poppen. Die leggen eieren, waaruit de rupsen in juli voor de vlinders van de zomergene- ratie zorgen, die op hun beurt eieren leggen, waaruit de rup sen verschijnen, wier poppen voor de volgende voorjaars generatie zorgen. Trekvlinders zijn er natuurlijk altijd, maar sommige soorten zijn veel schaarser geworden, ook in "Ter Hooge", zoals de gele- en oranje lucernevlinder. Het zijn liefhebbers van klaver en lucerne-akkers en bloem dijken met rode-en lucerne- klaver. Andere trekvlinders, die je thans algemeen tegenkomt, zijn de distelvlinder, de atalanta, die jaarlijks in grote aantallen in de tuinen verschijnt, in gezel schap van de nog gewonere kleine vos. De distelvlinder komt in het voorjaar uit Noord- Afrika hierheen gevlogen, een reis van een paar duizend kilo meter, om hier eieren te leggen, waaruit de zomervlinders ko Ter Hooge. 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1993 | | pagina 4