planten- en diersoorten te
creëren. De jonge struiken zijn
met opzet aan de westzijde ge
plaatst. Op deze manier wordt
de wind verplicht in te boeten
aan snelheid en dus kracht,
waardoor ook hier een gunstig
microklimaat kan ontstaan. Vlak
naast de jonge aanplant is er
een veedrinkput aangelegd met
wisselende taluds. Aan één zijde
zijn er twee geleidelijk in elkaar
overgaande oevers (één zoge
naamde piasberm), terwijl aan
de andere zijde de oever tussen
steil en geleidelijk is gehouden.
Een hoge luchtvochtigheid en
legio mogelijkheden voor (min
der) vochtminnende planten.
Zoveel mogelijk zaken worden
op natuurlijke wijze met die
ren) ingevuld, maar toch moe
ten af en toe machines ingezet
worden.
Alleen al het bedw ingen van de
distelgroei maakt het noodzake
lijk tot het gebruik van maai-
machines over te gaan.
Het hoofddoel van het beheer is
op zoveel mogelijk natuurlijke
wijze de meest gunstige voor
waarden creëren voor bepaalde
flora en fauna. Waarbij uiteraard
de kracht die een gebied al
heeft, scherp in het oog gehou
den wordt. Na aankoop van een
gebied speelt, naast deze sterke
zwakke analyse, het beeld dat
de beheerder van het gebied
over bijvoorbeeld 10 jaar heeft,
een grote rol. De hoofdrol
wordt echter toch ingenomen
door de veranderingsprocessen
die de natuur ondergaat. Een
ander onmisbaar basisprincipe
bij de inrichting vormt het
scheppen r an zoveel mogelijk
milieudifferentiatie: hoog laag.
zand klei. Is een gebied een
maal volgens plan ingericht dan
is het een kwestie van onder
houden en observeren.
Geen groter geluk dan de
waarneming van die zich
nog nooit eerder heeft vertoond
en die daarboven nog soort
genoten meevoelt naar deze
nieuwe ontdekking! Hoe moei
lijk het ook lijkt: de grazende
schapen en koeien moeten ge
controleerd worden. Een goed
evenwicht vinden tussen niet
het laatste sprietje opeten en
toch de ruigte bedwingen vergt
kennis van de graasproduktivi-
teit van de uiteenlopende ras
sen. Om graslandgebieden voor
overwinterende ganzen in the
picture te laten blijven, dient
een wei laag begraasd te wor
den. Schapen zijn duidelijk
bedeesder grazers dan koeien
en worden veelal ingezet in niet
al te ruige gebieden (dijken,
weilanden).
De grazers in de gebieden zijn
een resultaat van onderhande
lingen tussen de beheerder en
boer. Het op elkaar afstemmen
van gebied en dier en de
periode van beschikbaarstelling
vereist overleg, maar resulteert
vaak in overeenkomsten die
jarenlang duren. Ook over
Vlierbessen;
een rijke
voedselbron
voor vogels.
20