1 1
Onderzoek in natuurgebieden
Baggeren in de Westerschelde
Binnen de terreinen van Het Zeeuwse
Landsehap vindt regelmatig natuur
wetenschappelijk onderzoek plaats.
Dit wordt uitgevoerd door zowel
eigen medewerkers, als door studen
ten, en medewerkers van instellingen
als Rijkswaterstaat, instituten van liet
Ministerie van LN&V, en universi
teiten. Naast inventariserend onder
zoek naar bijvoorbeeld de water- en
bodemkwaliteit, de vegetatie of de
vogelrijkdom in een bepaald gebied,
wordt er ook fundamenteel weten
schappelijk onderzoek uitgevoerd. De
resultaten van inventariserend onder
zoek zijn van belang voor de vast- en
bijstelling van het juiste natuurbeheer
in het desbetreffende gebied. Het
fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek vindt vooral vanuit univer
siteiten en specialistische instituten
plaats. Echter, min of meer toevallig
wordt dergelijk onderzoek periodiek
ook door één van de eigen mede
werkers uitgevoerd. René Beijers-
Visdief
bergen, beheerder in de regio West
Zeeuws-Vlaanderen, begon tijdens
zijn studie biologie met het bestude
ren van de manier waarop broed-
kolonies van kustvogels als dwerg
stern, grote stern en visdief
funktioneren. Vragen daarbij waren
en zijn onder andere: Hoe kunnen
dergelijke broedkolonies overleven op
een zandplaat in Westerschelde? Waar
halen ze hun voedsel in het
dynamische getijde-milieu vandaan?
Zijn de verschillende soorten voedsel-
concurrenten van elkaar? Naast zijn
werk als terreinbeheerder volgt René
al jaren het gedrag en de populatie
ontwikkelingen van de broedvogels
op de Hooge Platen in de Wester
schelde. Gedeelten van zijn vogel-
onderzoek zijn reeds gepubliceerd in
wetenschappelijke tijdschriften. Het
onderzoek gaat voorlopig door; elk
broedseizoen erbij maakt de set
onderzoeksgegevens waardevoller en
vergroot de betrouwbaarheid van de
conclusies.
Het onderzoek van René bleek niet
alleen van zuiver wetenschappelijk
belang te zijn. Sommige bevindingen
zijn ook direkt toepasbaar bij het
natuurbeheer in kustgebieden.
Bijvoorbeeld bij de aanleg van kunst
matige broedvogeleilanden in en
langs de Oosterschelde, en bij het
aantonen van negatieve gevolgen van
kokkelvisserij en zandwinning in de
voedselgebieden van kustvogels.
Zo kan Rijkswaterstaat dan verzocht
worden in het vervolg alleen
vergunning voor zandwinning buiten
de visgronden van sterns en visdieven
te verlenen.
De Minister van Verkeer en Water
staat is van plan om voor de Vlaamse
Regering per 1 januari a.s. de vergun
ning voor het terugstorten van bag
gerspecie in de Westerschelde met vijf
jaar te verlengen. De specie komt vrij
bij het op diepte houden van de vaar
geul naar Antwerpen. Dagelijks zijn
daarvoor baggerschepen in de weer,
-nrHL
-
Htwj]warcrvluchtplaats van steltlopers op de
Hoojje Pinten
waarbij jaarlijks zo'n 10.000.000 m'
specie teruggestort wordt. Gaat de
extra verdieping van de vaargeul
door, dan wordt die hoeveelheid nog
eens anderhalf maal zo groot. Dat
gebagger en storten van zulke
hoeveelheden specie heeft ingrijpende
gevolgen voor de Westerschelde. Zo
vindt door stortingen voor Saeftinghe
al jaren lang extra verzanding van de
hoofdkreken in het schorgebied
plaats, wat de natuurlijkheid van het
gebied beïnvloedt. Tijdens de nieuwe
vergunningsperiode wil Rijkswater
staat een gewijzigd stortbeleid gaan
invoeren. In plaats van in het oostelijk
deel van de Westerschelde te storten,
moet dat in het vervolg vooral in het
westelijk deel gaan gebeuren. Voor
Saeftinghe zal dat waarschijnlijk een
goede zaak zijn. Echter, in het weste
lijk deel liggen zand- en slikplaten, de
Hooge Platen, met erg belangrijke
natuurwaarden. Hier komen broed
kolonies van kustv ogels als sterns en
visdieven voor en omvangrijke
voedselgronden van zo'n 25.000 tot
50.000 steltlopers. Bovendien bevindt
zich hier één van de drie ruiplaatsen
van bergeenden in Nederland. Sterns
hebben helder water langs zandplaten
nodig. Hier vissen ze op zandspiering
en jonge haring. Steltlopers en
bergeenden zijn aangewezen op slik-
vlakten, waaruit ze bodemdieren en
kokkelbroed kunnen halen. Omvang
rijke stortingen nabij de Hooge
Platen zouden kunnen leiden tot
vertroebeling van de visgebieden van
sterns, terwijl de slibrijke delen van de
Hooge Platen zouden kunnen
verzanden. Eerdere ervaringen met
zandwinning, kokkelvisserij en
speciestort nabij de Hooge Platen
leerden dat er snel voedseltekort in de
vogelbroedkolonies kan ontstaan.
Het Zeeuwse Landschap heeft
Rijkswaterstaat tijdens de inspraak
periode voor de nieuwe speciestort-
vergunning op deze risico's gewezen
en verzocht stortlokaties elders in de
Westerschelde aan te wijzen.
12