Dosterschelde te weten: De Roggeplaat, Neeltje lans en het Toordland. iet grootste eiland, "Neeltje Jans" verd ingericht als werkeiland om er a. de 65 peilers te maken. Verder erd er een verharding op het opge goten Oosterscheldezand aange- racht om te dienen als ondergrond oor het opslaan van vijf miljoen ton ortsteen uit Duitsland, Finland, weden en België. )p 4 oktober 1986 werd de Ooster- .helde Stormvloedkering officieel in ebruik genomen. van de Oosterscheldezijde liggen dan og de depots van de stortsteen. De rokken steen zijn in de Ooster- thelde gestort, wat rest is een depot erhard met stukken basalt, grint en kakken van de een of andere erts- abriek. In opdracht van de Stichting Het Zeeuwse Landschap" worden le steenmassa's verwijderd en met het and wat daaronder ligt wordt een uingebied aangelegd. Waar de uttuur normaal honderd jaar over zou loen, maken mensenhanden in enkele eken een compleet duingebied. Het and wordt op zijn plaats gehouden oor het inplanten van Helmgras en iet zetten van schermen rijshout, n april 1990 wordt het natuurbeheer an dit jonge duingebied door Rijks- aterstaat overgedragen aan een amenwerkingsverband van Natuur monumenten en de Stichting "Het 'eeuwse Landschap". Dit samen werkingsverband had al wat plannen oor natuurbouw op het eiland klaar iggen. Zo werd er in het duingebied an de Oosterschelde kant, een natte luinvallei, eigenlijk een klein "slufter- je" en een zoetwater duinmeertje angelegd. Rondom het meertje orden al veel vogels gezien. De leine mantelmeeuw heeft bezit enomen van de beste plekjes rond lit meertje, als buren hebben ze de ilvermeeuwen en op de "slechtste" 'lekjes aan de buitenzijde van het duingebied broeden de storm- meeuwen. Verschillende biotopen met hopelijk in de toekomst verschillende planten en dieren. De volgende stap was de aanleg van Nieuw duinlandschap op Neeltje Jans een vogeleiland in de Oosterschelde aan de oostzijde van dit duingebied. In het najaar van 1990 wordt er tegenover het vogeleiland een vogel observatie hut in gebruikgenomen. Het geld hiervoor was door de Rotary van Goes-de Bevelanden beschikbaar gesteld. Bij hoogwater wordt het eiland gebruikt als "hoogwatervluchtplaats" voor diverse steltlopers. Vooral de scholekster maakt er dankbaar gebruik van. In grote aantallen staan ze slapend op één poot met de kop in de veren dicht tegen elkaar aan. In de jaren na de aanleg werd het eiland al gebruikt door de dwergstern, de grote stern en de visdief om er te broeden. Rondom het eiland liggen enkele ondiepe geulen, waarin bij eb nog water blijft staan. Hierin bevinden zich dan kleine visjes en garnaaltjes, waardoor vooral de sterns gemakkelijk kunnen fourageren. Soms worden er vanuit de vogel observatiehut op het eiland rustende zeehonden gezien. Vanuit deze hut is er altijd wel iets te zien, het gebruik van een verrekijker wordt dan wel aanbevolen. In 1992 begint men aan de Noord zeezijde met het graven van een vallei tussen twee duinenrijen op strand- niveau. De vallei loopt van het voet gangerstunneltje tot aan de haven Noordland. Dan graaft men een sleuf door de buitenste duinenrij naar zee. Een sleuf waardoor zeewater in en uit kan stromen wordt ook wel een "sluf ter" genoemd. Toevallig ligt deze "slufter" op de plaats van een natuur lijke geul die hier vóór de bouw van de Stormvloedkering de Middelplaat aansneed. De Middelplaat was het westelijk gedeelte van de zandplaat "Neeltje Jans". De gegraven slufter sluit aan op een bestaande geul in de Noordzee. Als deze kunstmatige slufter een naam zou moeten krijgen, dan zou "De Slufter van de Middel plaat" een juiste benaming kunnen zijn. Alleen bij hoge waterstand zal deze slufter vollopen, twee tot tien maal per jaar. Door het in- en uit stromen van zeewater kan er op die plaatsen een bijzondere plantengroei ontstaan en komen er vogels die speciaal daar willen broeden. Eén van de laatste onderdelen van het natuurbouw plan, is de aanleg van een "inlaag- natuurgebied", op de plaats van het zanddepot op de oostpunt van het eiland nabij het Vogeleiland. Men verwacht dat ook hier veel vogels hun voedsel zullen vinden en er een geschikte broed plaats kunnen maken. Als de mens klaar is met zijn ingrepen in de natuur op Neeltje Jans, dan moet de natuur de rest doen. De mens moet er dan alleen nog voor zorgen dat dit gebied, in totaal toch nog zo'n 100 ha, goed beschermd wordt. Door middel van voorlichting: rondleidingen door gidsen, informatie-borden en publikaties enz. Maar ook door een goed toezicht en een uitgekiende recreatieve zonering. Met grote belangstelling wordt uit gekeken naar de verdere ontwikkeling van dit gebied. Zal de vos "Neeltje Jans" kunnen bereiken en daar een "Tafeltje Dekje" vinden, met al die gekleurde konijntjes? Zal het eiland de toenemende recreatiedruk aan kunnen? Voorlopig krijgt de natuur alle kansen en helpt de mens een beetje mee. Ik 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1994 | | pagina 7