Op zoek naar ganzen
door Chiel Jacobusse
Het is altijd weer een heel aparte sensatie
om de eerste ganzen in het najaar te zien
arriveren. Ze hebben de broedtijd door
gebracht in het hoge noorden, maar ze
ontvluchten de barre winterse omstandig
heden, door naar West-Europa te komen.
Nederland neemt voor ganzen een speciale
positie in.
De strategische ligging langs de
belangrijkste noord-zuid-trekroute,
de aanwezigheid van uitgestrekte
graslandcomplexen en de milde
winters spelen daarbij allemaal een
rol. Wat zeker ook meetelt is de
betrekkelijke rust die de ganzen
geboden wordt. Weliswaar wordt ook
in Nederland ganzenjacht uitge
oefend, maar het is gebonden aan vrij
stringente regels en voor een aantal
ganzensoorten is de jacht gesloten.
Belangrijk voor de ganzenpopulaties
is bovendien dat er grote gebieden
zijn waar de overwinteraars volstrekt
met rust gelaten worden. In de ge
bieden van Het Zeeuwse Landschap
is ganzenjacht taboe en onze reser
vaten tellen meerdere pleisterplaatsen
van internationaal belang. De Slikken
van de Heen, de Yerseke Moer en het
Verdronken Land van Saeftinghe zijn
enkele van de gebieden waar duizen
den ganzen in het winterhalfjaar rust
en voedsel vinden.
Herkennen
Het herkennen van de verschillende
ganzensoorten is soms vrij lastig. Dat
geldt vooral voor de groep van de
zogenaamde "bruine" ganzen,
overwegend bruine soorten, die aan
de hand van snavel en pootkleur en
een aantal details in de tekening
herkend moeten worden.
De vroegste van de bruine ganzen is
de Grauwe gans, waarvan al in
oktober flinke groepen vanuit het
noorden hier arriveren. Ze sluiten
zich aan bij de tamelijk snel groei
ende populatie broedende grauwe
ganzen die in onze contreien broedt
en overzomert. Het grote formaat en
de grijsblauwe bovenvleugels zijn de
beste veldkenmerken. Pas vanaf
november komen de v-formaties met
kolganzen binnenvliegen. Deze
"vriesganzen" danken hun naam aan
tie witte "kol" rond de snavelbasis.
Een ander goed kenmerk zijn de
zwartbruine strepen over de beige-
bruine buik. Beide kenmerken gaan
echter alleen op voor volwassen
vogels. Omdat ganzen ook in het
winterhalfjaar in hecht familieverband
bij elkaar blijven zijn er altijd wel een
paar bij die de typische kenmerken
van de volwassen vogel hebben. De
rietgans arriveert nog later dan de
kolgans en is ook het vroegst weer
vertrokken. De zeer donkere nek is
kenmerkend, maar ook de plaats waar
rietganzen fourageren.
Fourageren
Rietganzen hebben zich gespecia
liseerd op oogstresten van bijvoor
beeld aardappelen en bieten en zijn
daarom veelal op akkers aan te
treffen. De andere ganzen moeten
het meer hebben van grazige
vegetaties, hoewel ze ook wintergraan
bepaald niet versmaden. Wat dat
betreft is er een verschuiving te zien
in de fourageerstrategie van een
aantal ganzen. Kolganzen die een
traditionele voorkeur vertoonden
voor natte, vaak ziltige graslanden,
vertonen zich meer en meer op
cultuurgrasland en in wintergraan,
waarschijnlijk omdat hun traditionele
leefgebied te zeldzaam geworden is.
Iets soortgelijks geldt ook voor de
overwegend zwartgekleurde rotgans.
Van origine is dat een vogel van het
buitendijkse gebied met vooral
zeegras en allerlei groenwieren op
zijn menu. Al in de vorige eeuw
hielden rotganzen het voor gezien in
de Westerschelde, waarschijnlijk als
rechtstreeks gevolg van de afdamming
van de Kreekrak. De daarmee gepaard
gaande verzoeting en de toename van
de getijverschillen leidden tot sterke
Gemeente
j^N^Moriaanshoofd
i>« Zwilr
IKtai
enschouwen
vertrekpunt excursie
20