ste vriend"
i
'spm
Hi
vifMtm 1
jF
riep hem binnen en Rik kon vervol
gens op kousevoeten zijn weg vervol
gen. Toen ik later een Vespa-scooter
had, betrapte de vliegende brigade
mij met boter, in Holland toen heel
goedkoop. Omdat de gevonden boter
geen afgerond gewicht had vertrouw
den ze het niet helemaal en bleven
verder zoeken. De boter, ingeklemd
onder mijn zadel hebben ze gelukkig
niet gevonden. Spoedig leidde ik zelf
excursies in Saeftinghe en ging ik met
allerlei soorten van publiek op stap.
Op een dag trok ik met een groep
Antwerpse schooljuffrouwen door de
schorren en slikken. Ze waren zo
kapot dat ze van de geleden ontbe
ringen een paar dagen het bed
moesten houden."
Verzuipen
'Til de beginjaren vijftig verbleven er
vijf schaapherders in Saeftinghe. Het
schor was toen een vlakte met hoofd
zakelijk engels slijkgras en hier en
daar begroeiing van zeebies en kwel
dergras. Waar het meeste kweldergras
aanwezig was, verbleven ook de
schaapherders met hun kudden. We
leerden ze kennen en hadden met de
meesten een goed contact. Sommigen
verbleven drie maanden ononder
broken in de schorren. Nagenoeg
volledig self-supporting kookten ze
hun eigen potje. Van aluminium
platen, gesloopt uit neergeschoten
vliegtuigen, maakten ze schuilhutten
op een verhoging van kweldergras
zoden. Piet Mus was de eerste
schaapherder die vee liet inscharen.
Zonder permanent toezicht betraden
de eerste runderen de schorren. Uit
omliggende polders was hiervoor veel
belangstelling, 's Zondags stonden
boeren op de dijk naar de beesten te
kijken met de gedachte dat het niet
lang zou duren of de dieren zouden
verzuipen.
"We lopen verder vanaf de Rijksdam
richting het Hondegat, van kou
hebben we geen last. Opvallend
gemakkelijk en behendig verplaatst
Jean zich over het schor en door de
geulen. Het buitenleven houdt hem
jong. Jean verbaast zich weieens over
de slechte conditie van excursiegan-
gers, zeker als een groep gymnastiek-
docenten niet meer vooruit is te
branden. We worden begeleid door
oeverpiepers die vanuit de vegetatie
opvliegen. Overal vinden we graaf-
sporen van grauwe ganzen, op zoek
naar jonge mineraal- en zetmeelrijke
wortelknolletjes van de Zeebies. "In
de literatuur," legt Jean uit, "wordt
vaak beschreven dat deze knollen
worden gekraakt door de sterke
snavel. Door langdurige observaties
heb ik kunnen waarnemen dat ze daar
niet toe in staat zijn. Net als een
reiger die probeert de vis recht voor
z'n keelgat te krijgen, manoeuvreert
de gans de knol zorgvuldig in een
gunstige positie om hem vervolgens
in zijn geheel door te slikken." We
komen vlak bij de Lepelaar, een geul
ten zuiden van de Ijskelder. Zo waar
vlak voor ons vliegt een lepelaar die
neerstrijkt in de geul met de zelfde
naam. Het is een jong exemplaar wat
je kunt zien aan de zwarte vleugel-
punten. "Niet zo toevallig als het
lijkt", vervolgt Jean, "de naam van
Op pad naar de Hoopje Platen
die geul hebben Rik en ik verzonnen,
omdat je hier tijdens de trek altijd
lepelaars aantreft. Toen we Saeftinghe
wat beter leerden kennen, voelden we
de noodzaak om bepaalde plaatsen
beter te bepalen. De reeds bekende
namen waren meestal afkomstig van
herders en vissers. De plaatsen waar
Saeftinghe
17