Minder maaien: meer dieren
Vlinder vriendelijk maaibeheer
door Henkjan Kievit
Henkjan Kievit is coördinator
Voorlichting en Educatie van
De Vlinderstichting
Wandelend of fietsend langs de Zeeuwse
dijken en bermen kom je ze nog wel eens
tegen: mooie bloemrijke vegetaties waar
het zomers één groot feest van vlinders,
zweefvliegen, hommels en bijen is. Uren
kun je daar doorbrengen, genietend van al
dat kleurrijk gefladder. Helaas kost het
soms uren voor je een dergelijk bloemrijk
gebied vol insekten hebt gevonden.
Uitbreidingen van steden, snelwegen,
grootschalig en intensief landgebruik
hebben de natuur op veel plaatsen
teruggedrongen in kleinere natuurgebieden.
Voor veel planten en dieren is het dan
ook van levensbelang dat bij het beheer van
deze gebieden rekening wordt gehouden
met de eisen die zij aan hun leefgebied
stellen. Bij het beheer van graslanden en
bermen wordt vaak met name gekeken naar
de planten die daar voorkomen.
Kleine aanpassingen in het maaibeheer
maken het echter mogelijk om niet alleen
planten, maar ook allerlei dieren een prima
leefgebied te bieden. Daarom vraagt De
Vlinderstichting aandacht voor
vlindervriendelijk maaibeheer.
Minder maaien: meer dieren.
Vlinders als leidraad
Het leven van vlinders voltrekt zich in
een aantal stadia: ei, rups, pop en
vlinder. Elk stadium stelt andere,
duidelijke eisen aan zijn leefomge
ving. De volgende aspecten zijn
hierbij van belang:
Warmte en beschutting
Vlinders hebben warmte nodig.
De meeste vlinders vliegen dan ook
alleen bij zonnig weer, of bij een
luchttemperatuur van minimaal 18
graden celcius. Daarnaast hebben de
meeste vlinders behoefte aan enige
beschutting tegen de wind. Ges an
eerde struweelranden, bosjes, ruigte
stroken, dijkhellingen en dergelijke
kunnen die beschutting bieden.
Waardplanten
Vrijwel alle rupsen zijn heel
kieskeurig en eten maar van enkele
plantesoorten. We noemen dit
waardplanten. Zo eten rupsen van de
dagpauwoog uitsluitend van
brandnetels, terwijl de rups van de
kleine vuurvlinder op verschillende
zuringsoorten leeft.
Nectarplanten
Vrijwel alle vlinders hebben nectar
nodig. Een goed leefgebied voor
vlinders bevat dan ook bloeiende
nectarplanten s an het voorjaar tot in
de herfst.
Variatie in landschaps- en
vegetatiestructuren
Om zich goed te kunnen verplaatsen
en oriënteren, moet er s'ariatie in
hoogte en samenstelling van de
vegetatie zijn. Uitgestrekte akkers,
weilanden en gesloten bossen vormen
voor de meeste vlindersoorten
barrières. Ook s'oor het vinden van
een partner kan het s'an belang zijn
dat er afwisseling in het landschap is.
Mannetjes en vrouwtjes van de
eikepage vinden elkaar bijvoorbeeld
boven in een opvallende eik.
Overwinteringsmogelijkheden
De wijze s an overwinteren verschilt
per vlindersoort. Dit vindt plaats als
ei, rups, pop of vlinder. Voor alle
stadia geldt echter dat een onge
stoorde, beschutte plek van groot
belang is. Vooral de svat ruigere, niet
kort gemaaide vegetaties zijn s'oor de
overleving noodzakelijk.
Niet alleen vlinders stellen deze eisen
aan hun leefomgeving; allerlei andere
insekten, kleine zoogdieren, amfi
bieën en reptielen stellen soortgelijke
eisen. Zo zullen in overstaande
ruigere vegetaties zowel de rupsen
van het oranje zandoogje als padden
kunnen overwinteren. Beheers
maatregelen ssaarbij rekening wordt
gehouden met de eisen die vlinders
aan hun leefomgeving stellen, zijn
dan ook voor deze dieren van het
grootste belang. We kunnen stellen
dat vlindervriendelijk maaibeheer
natuurvriendelijk maaibeheer is.
Maaien, een belangrijke
beheersmaatregel
Bij het beheer van graslanden in
natuurterreinen is maaien naast
begrazen één van de belangrijkste
maatregelen. Als graslanden niet
worden gemaaid zullen ze snel
verruigen en uiteindelijk in bos
veranderen.
De meeste bloemrijke hooilanden
worden één keer (eind
augustus/begin september) of twee
keer (in juni en weer eind augustus/
begin september) per jaar gemaaid,
afhankelijk van de voedselrijkdom van
de bodem. Belangrijk is dat het
maaisel wordt afgevoerd. Hierdoor
wordt de bodem minder voedselrijk,
hetgeen betekent dat er meer soorten
planten kunnen groeien. In erg
voedselrijke graslanden staan vaak
alleen maar grassen of brandnetels.
Voor de dieren in graslanden is het
maaibeheer echter een regelrechte
ramp. In één keer worden alle nectar
planten, waardplanten, beschutting er
dekking weggevaagd. Eieren, rupsen
en poppen die zich in de graslanden
bevinden verdwijnen bij het afvoeren
van het maaisel. Bovendien sneuvelen
veel dieren onder de grote banden
Overstaande ruigte in de greppel
16