Opmerkelijke wintergasten in Middelburg door A.J.H. Baron van Lynden Het is 18 februari 1995. Omdat ik boodschappen moet doen in de Lange Viele, parkeer ik de auto langs "Achter de Houttuinen", waar ik een levendig gespetter in de gracht zie. Mijn eerste gedachte is, dat het wel de daar altijd in de win ter aanwezige meerkoeten moesten zijn, maar onder 't motto "je kunt nooit weten", ben ik toch een eindje het voetpad opgelopen. Tot m'n niet geringe verbazing ble ken er 3 paartjes middelste zaagbek- ken te zitten, waarvan de mannetjes druk baltsend, vrouwtjes achterna zetten. Alle zes duiken geregeld in het heldere water en leggen daarbij in een mum van tijd behoorlijke afstanden af. De meestal vrij schuwe vogels, die zich 's winters algemeen ophouden in onze zoute buiten-wateren, trekken zich hier niets aan van het verkeer, hetgeen overigens omgekeerd het zelfde is. Fietsers, een wandelaar met een hondje, niemand schijnt de prachtige eenden met hun vuurrode, lange snavels, van binnen voorzien van een soort "tandjes" om de vis vast te houden, op te merken. In maart zaten ze er ook nog, vaak ook in de "Seisdam" en "Herengracht" en op 8 maart neem ik een mannetje met twee vrouwtjes waar in een der vesten. Dat verschijnen in de steden doen ze ook in Skandinavië en ik vraag me af, of we de middelste zaagbek binnen afzienbare tijd misschien als een nor male broedvogel zullen kunnen begroeten, zoals thans de kuifeend, die, sinds hij in 1943 voor 't eerst broedend in ons land werd waargeno men, thans in grote aantallen door het hele land broedt. Vanaf 1977 broeden middelste zaagbekken al jaarlijks in zeer klein aantal in de Grevelingen, op de Middelplaten en op Neeltje Jans. Een andere aardige waarneming was de volgende: Van kennissen vernamen we, dat zich langs de Doeleweg, even over 't Arnekanaal, dus bijna onder de rook van Middelburg, een hele troep zwanen en ganzen ophield. Op 19 december begeven we ons daar heen en inderdaad, vlak langs de noordkant van de weg signaleren we een troep van minstens 500 kleine zwanen (Cvgnus bewickii), waartus sen honderden rietganzen. Dicht opeen gedrongen foerageren ze op een modderig-bruine bietenakker, waarop blijkbaar nog vele bietenres- ten - geliefd voedsel van deze vogels - liggen. Aldaar hetzelfde verhaal als van de zaagbekken in de grachten; er is een levendig verkeer van fietsende jongelui over het fietspad, maar nie mand schenkt aandacht aan de vogels. Die "onverschilligheid" is eigenlijk juist een vorm van bescherming: wanneer je van de fiets zou stappen om ze met een kijker te' bezien, be staat er een grote kans, dat ze opvlie gen. Daar komt bij dat je een troep schuwe rietganzen op zo'n bruine akker moeilijk onderscheidt, maar dat geldt natuurlijk niet voor de zwanen, die er duidelijk op afsteken. Overi gens zijn dat twee soorten, die je vaak samen op een akker ziet "grazen". Dat komt omdat beiden graag bieten- resten eten. Terwijl we nog genoten van de gran dioze aanblik van die honderden grote vogels, kwam er iemand langs op de fiets. "Prachtig hè", zei hij bewonderend. "Een studievriend van m'n zoon heeft in Siberië kleine zwanen geringd en vanaf die boerderij - hij wijst op een boerderij langs de akker - hebben we drie kleurringen kunnen aflezen met de telescoop. Die gegevens zenden we op naar Arnhem, in de hoop dat er bij zijn, die door hem zijn geringd. Zo kun nen soms in of in de direkte omge ving van de stad aardige waarnemin gen worden gedaan. Zo trof ik t/m 1992 elk jaar twee territoria van de spotv ogel aan op 't Molenwater en enkele zangposten in de mooie tuinen en lanen van de Griffioenwijk. De laatste jaren lijken ze alle verdwe nen. De afname van het aantal van dit aardige zomervogeltje is vermoedelijk het gevolg van het gebruik van insek- ticiden op z'n hele route en steeds verdere woestijnvorming in Afrika.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1995 | | pagina 11