Mijmeringen uit Saeftinghe Zeehonden op de Westerschelde door Richard Bleijenberg Mijn verhaal en waarnemingen gaan terug naar 1952 en 1953. Als vissersknechtje van 15 jaar voer ik voor het eerst op de K.2. Het kottertje was afkomstig uit Oostende maar had als thuishaven Doel, K.2. kwam voort uit de Gemeente Kieldrecht, vandaar het Boegnummer. De vloot bestond uit 'n 8 tal vaartuigen en de eerste schipper bij wie ik werkte was Gustaaf Braet, een onvergetelijk man. Op zijn doodsprentje staat, Staf was zo sterk als een eik, en zo taai als een vis. En dat was hij ook, één brok natuur en de natuur heeft zijn leven getekend. De getijden aflezen op de maan, en 'n weersvoorspelling erbij. Hij was daar nooit mis in. Volle maan is een volle zee, en dan was het om half vier hoog water op de Emmahaven. Het eerste en het laatste kwartier is om 11.00 uur hoog water. En dit was de tij van de luien elven, er kwam dan weinig water in de ha ven en je moest opletten of je kwam de haven niet meer uit. De eerste dag aan boord van de K.2 Jonge zeehonden worden aan boord geslacht. Eeuwenlang zware vervolging konden niet bewerkstelligen wat als gevolg van rekreatie drukte en waterverontreiniging wel gebeurde: uitroeiing van een voor de Deltawateren karakteristiek zoogdier. 'n dag in april. Wat zag je dan veel nieuwe dingen. Het eerste zeeschip dat ik zag was de Adelaide Star uit Londen zo'n groot zeekasteel waarop ik mijn ogen uitkeek. Wij gingen vissen naar de Brouwers plaat en de Kapellenbank, en onder weg vroeg ik vol ongeduld aan Staf: zitten hier nog geen garnalen?". De eerste stop was aan de Brouwerplaat, Zeehonden bevolken een zandplaat. Nog maar een halve eeuw geleden een heel gewoon beeld in de Westerschelde en na een half uur werden de net of kor binnen gehaald. Toen de kor geopend werd zag ik voor 't eerste de garnalen springen aan dek, met krabben, spiering en bot. Maar toen begon het werk van ziften, spoelen, koken en uitrapen en veel tijd om naar iets anders te kijken was er niet. Een schippersleven was begonnen een leven op de Wester schelde dat ik gevolgd heb tot 1985. September 1952 varen we vanaf Doel door het schor v/d Noord. Vooruit van 't konijnenschor zag ik 'n vloot met vissers van zo rond de 100. Het leek 'n Armada. Ik vraag aan staf, Wat is dat allemaal? Als antwoord volgde kort: "de zaadbank is open". Er werd massaal op mosselzaad gevist. Vissers uit Yerseke Bruinisse en Bochute. Het kostbare zaad was daar gegroeid op de turfbanken. Het was vanouds 'n goede plek voor zaadval. Er werd toen gebaggerd in Bath en Walsoorden. De zandzuigers bleven op dezelfde plaats zich volzuigen ook enkele bakken werden op dezelfde plek gevuld. Het waren steekzuigers die een diepe kuil zogen om 'n kompeltje weg te nemen. Tegenwoordig wordt dit gedaan met sleepzuigers en dat werkt hetzelfde als 'n stofzuiger, dus 'n zeer grote oppervlakte wordt afgeschraapt waar- 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1996 | | pagina 14