Jagersrust in Doel. Vroeger een trefpunt voor zehondenjagers in de Westerschelde
door het bodemleven vernietigd
wordt. Het aantal kubieke meters
zand is verttienvoudigd sinds de 50-er
jaren. Er moet zand bijzitten dat 100
keer is opgebaggerd en er wordt dan
ook 100 keer betaald. In 1952 was de
horizon van de Schelde heel anders
dan nu: met enkele schoorstenen van
suikerfabrieken Zandvliet en Kallo, de
getijde haventjes Valkenisse,
Ossendrecht, Zandvliet, Emmahaven,
Kruispolder, Paal en Baalhoek.
Elke haven had 'n drukke bedrijvig
heid. Het hoort allemaal tot het
verleden.
Ook de pacht op de Schelde was niet
weg te denken, dit was 'n bezigheid
van rijkelui. Een centraal punt was
Doel. Vandaag zien we nog 'n grote
naam op'n restaurant staat dat herin
nert aan de jacht van weleer DE
JAGERSRUST.
Ik zie de bedrijvigheid nog voor mij,
met grote jachten zoals de Times en
de Faling.
Deze jaagden op de zeehond, (zie
foto). De zeehonden heb ik enkele
malen geteld tussen Doel en Vlissin-
gen, ruw geschat waren er tussen 3 a
400 stuks te zien. Het was toen on
gedierte dat men schoot voor de pels
en de traan. Op Doel zelfwas
'n slager die dit goed kon. De traan
werd gebruikt voor machinaal smeer
middel. Ook werden er dieren
gestroopt en de rest ging terug over
boord. Een rasechte zeehondenjager
was Flor de Zee. Hij had zelf een
boot, viste in de zomer wat garnalen
en in 't najaar verhuurde hij zich aan
Antwerpse jagers. Ik heb zelf met
Flor gesproken en hij wist mij te
zeggen dat de Saeftinghe 'n goede
plek was voor de jacht. Hij sprak over
HET PAALS GAT EN 'T HONDS
GAT. Wij kunnen wel zeggen dat
Flor de Zee de naamgever is, voor het
huidige Hondegat. De vrouw van de
Kieldrechtse dokter van Laere heeft
lang 'n pelsmantel gedragen van de
zeehond. Jammer is deze jas verloren
geraakt.
Bij het schrijven van dit stuk denk ik
ook aan de tijd dat ik Saeftinghe voor
't eerst zag. Ik was 10 jaar in 1946.
Samen met vader naar den Emma. De
geur aan de haven, de weidse onbe
kendheid imponeerde mij. De oorlog
was pas voorbij en er was nog vanalles
te vinden van de Duitsers. Zij hadden
daar vanalles achtergelaten. Zo vond
ik nog een goede fiets met dikke
ballonbanden. Het was een frans
model.
In 1952 deed deze fiets goed dienst
als vrachtfiets. Want de gevangen gar
naal moest van Doel naar Kieldrecht
gebracht worden op eigen kracht. 75
kilo voorop en 25 kilo vis achterop en
dit na 12 uur hard werken aan boord.
Maar daar heb ik nooit spijt van
gekregen. In 1958 leerde ik mijn
vrouw kennen en kom ik in een
andere familie terecht, een gezin met
9 jongens en 1 meisje. Dit meisje is
mijn vrouw geworden. Ook kreeg ik
een bijzondere schoonvader met de
bijnaam DE STERKE. En met DE
STERKE als schoonvader leer ik het
schor tot in de puntjes kennen. Het
schor of de Saeftinghe word mijn
leven. Hij leerde mij vissen met de
heiliger, bot trappen met blote
voeten, een apart mens.
Het hondegat was zijn uitverkoren
visserij. In september 1958 heeft de
Sterke de laatste zeehond gedood met
de helleger. Bij gebrek aan een mes,
moest ik anderendaags de rechterpoot
afsnijden, want de premie die ik zou
krijgen mocht ik houden. Met de
rechterpoot in mijn hand vroeg ik bij
de politie om de premie. Maar wat
een ontnuchtering: Een proces
verbaal kon ik krijgen want de
zeehonden waren inmiddels be
schermd. 1996: Met een heldere blik,
kijk ik terug naar 50 jaar Saeftinghe,
net of 't gisteren is gebeurd. Wij heb
ben vuisten gemaakt tegen de jacht.
Wij hebben actie gevoerd tegen de
industriële vervuiling.
In 1980 het toppunt van de Schelde
verloedering.
Saeftinghe geniet gelukkig grote aan
dacht, wij kunnen de mensen nu
overtuigen dat de rijke natuur van de
Westerschelde bewaard moet blijven
En proberen om terug te winen wat
verloren ging. Niet alleen vogels maar
ook het waterleven en bodemleven
hersteld zich langzaam maar zeker.
De terugkomst t an de zeehond zal de
kroon op het werk zijn.
Dit was dan mijn persoonlijke kijk op
Saeftinghe 1996.
Aangespoelde dode bruinvis; ook dat was in het verleden een regelmatige verschijning
15