Over Lamsoaren, 3euterblommen m paerdestekels amsoren vormen een bijna ïuitputtelijke bron van ver- t arring. Wie in een chique i :staurant in de randstad 1 msoren besteld krijgt een >rtie groente voorgescho- 1 ld waar nooit een lamsoor- ant aan te pas gekomen is. n de bloemenman wat ver- ;rop staat boeketjes echte 1 msoren te verkopen, en temt die ook doodgewoon msoor. Men moet zowat 1 itanicus zijn om de Gordi- nse knoop te kunnen ïtwarren. e naam lamsoor voor de schor- t oente is in feite een dialectnaam. 1 e lamsoor die voor de consumptie t schikt is heet in plantenboekentaai easter. Die van de droogboeketten, i e soms clandestien op de Zeeuwse horren verzameld wordt, heet lams- >r. Bleef het nou maar bij die ene 1 raakverwarring, dan zou het alle- i aal nog wel meevallen. Maar er zijn oeiteloos meer voorbeelden op te sommen van planten die een dialect- naam hebben, tentijl dezelfde offi ciële Nederlandse naam voor een heel andere soort staat. De pinksterbloem- uit-de- plantenboeken heet in Mid den-Zeeland een koekoeksblomme, maar op Schouwen wordt met een koekoeksblomme de harlekijnorchis bedoeld. De koekoeksbloem-uit-de- plantenboeken komt in Zeeland maar mondjesmaat voor en heeft voorzover bekend geen streeknaam. Met "pienksterblomme" wordt de scherpe boterbloem aangeduid, en pas bij de kruipende boterbloem (beuterblom- me) zitten dialect en ABN weer op één lijn. De koekoeksbloemen en pinksterbloemen die tot zoveel ver warring leiden ontlenen hun naam aan de bloeitijd. De tijd dat de koekoek weer uit zijn winterkwartier arriveert en de pinkstertijd. De terugkeer van de koekoek valt voor half april, maar zelfs de vroegste Pinksteren is aanzienlijk later. Zo beschouwd is het nogal verwonderlijk dat er zo'n spraakverwarring kon ontstaan. De bloeitijd van de betreffende planten geeft de dialectnamen ondubbelzin nig gelijk. Een mogelijke verklaring is dat voor het toekennen van officiële 'J' •Utf.V V.'vANo t Zwin is het oildstc reservaat van Het Zeeuwse Landschap. Het mondingsgebied wordt uk bezocht door badgasten, maar het meer landinwaarts gelegen schor is alleen cgankelijk voor deelnemers aan de georganiseerde excursies. De broedende vogels en de aaie zoutplantenbegroeiing zouden anders binnen de kortste keren verdwenen zijn. zijn bijvoorbeeld maar al te veel liefhebbers voor een boeketje lamsoordie in Vlaanderen Zwmneblommete boek staat. Zeeasters. Nederlandse namen geput is uit de enorme hoeveelheid voorhanden zijnde streeknamen. Het voorbeeld van de koekoeksbloem, waar alleen al in Zeeland twee planten uit totaal verschillende families worden aange duid, maakt duidelijk dat er gemak kelijk vergissingen konden optreden. Zelfs de Nederlandse namen zijn nog dermate discutabel dat botanici- onder-mekaar bij voorkeur de weten schappelijke namen bezigen. Streeknamen raken meer en meer in onbruik. Heel jammer eigenlijk, als je realiseert hoeveel ervaringskennis de dialectnamen soms in zich bergen. Een paar voorbeelden kunnen dat duidelijk te maken. De populier staat alom bekend als "gauw-groate" en daarmee is de snelstgroeiende dijk- boom raak getypeerd. De naam "vrouwentongen" die betrekking heeft op het altijd in beweging zijnde blad, is misschien in deze geëmanci peerde tijd niet meer gepast, maar het cliché past de populier wonderwel. Even trefzeker is de dialectnaam voor de speerdistel. Het is een buiten gewoon stekelige plant, die zich bij voorkeur vestigt op grazig terrein, waar niet gemaaid of beweid wordt. De Zeeuwse naam paerdestekel geeft aan dat de plant in de oude boeren- praktijk vooral in paardeweiden te vinden was. Elke boer weet dat paarden in de wei de onhebbelijkheid hebben om het ene plekje van het laatste grassprietje te ontdoen, terwijl de malse begroeiing eventjes verderop nauwelijks aangeroerd wordt. Dat komt omdat paarden er vaste plekken op na houden als openluchttoilet. En die worden bij het grazen strikt gemeden. Het zijn de latrines van de paarden, w aar de paerdestekels zo welig tieren. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1996 | | pagina 23