Goggen en de winter /ogelbeschermer zijn, lieve ezer, is een kommervol testaan. Zeker als de vogel- rek daar is. Twee keer per aar zit je je druk te maken >ver de lange reizen die je beschermelingen onderne- nen. In het voorjaar is het fwachten of de soorten die oor een overwintering in iet zuiden gekozen hebben vel terug komen en in het tajaar zie je ze met lede ogen veer vertrekken op de lange veg vol gevaren. igers in Frankrijk en Italië, droogte de Sahel-landen en al de gevaren an de wildernis in donker Afrika, ■lsof dat allemaal nog niet genoeg is ijn er dan ook nog de wintergasten. eker, in principe zouden die vooral e vogelaars in de Noordpool en iberië maagkrampen en slapeloze ■achten moeten bezorgen, want het ijn tenslotte hun broedvogels. Maar iet is daar erg dunbevolkt, en wat neer is, het zijn tenslotte de hele vinter door onze gasten, en die hoor je met egards te behandelen. Nee, geef mij maar de soorten die het hele jaar door hier blijven. Als er met zo'n standvogel iets loos is ben je er tenslotte vlak in de buurt. Zo'n standvogel is de zilvermeeuw. Een "gogge" zegt men in Yerseke, en daar kunnen ze het weten, want de zilvermeeuw is een vriend van de vis sersman. Een eenzijdige vriendschap, dat wel, en bovendien gaat ook in dit geval de liefde door de maag. Goggen mogen zich graag in de buurt van vissersschepen ophouden om een graantje mee te pikken van de rijkdom die de zeebodem biedt. Op zich niet zo'n ramp, maar wat door de roeper gaat komt ook weer door de poeper en wat blijft er dan over van een schoon en eerlijk natuurpro duct? Geen wonder dus dat de zilver meeuw liever de vissersman ziet komen dan andersom. Maar ook vogelliefhebbers zijn niet altijd even enthousiast als de zilver meeuw ten tonele verschijnt. Het is een geduchte rover die zich niet ont ziet om andere vogels, ook de meer gekoesterde soorten, van hun jongen te beroven. En dat zou allemaal niet zo erg zijn, maar er zijn er zo ver schrikkelijk veel van. Natuurlijke vijanden die deze forse meeuw durven aanvallen zijn er nauwelijks. Het aantal zilvermeeuwen bleef vroeger binnen de perken doordat in het winterhalfjaar onvoldoende voed sel te vinden was. Daardoor trad veel sterfte op onder de zwakke individu en, maar bovendien kan zoiets ook doorwerken in de broedresultaten van het volgende seizoen. Vogels zijn in staat om ook bij de voortplanting de tering naar de nering te zetten! En zo was er een evenwichtstoestand waarbij het aantal zilvermeeuwen jaar in jaar uit zo'n beetje gelijk bleef. Die duurde totdat de zilvermeeuwen in wisten te spelen op de wegwerp maatschappij. De enorme meeuwen wolken rond vuilnisbelten zijn er niet voor niets. Daar valt voor een alles- eter van alles te halen. Zo rolt Jan splinter door de winter. Geen wonder dat zilvermeeuwen zodanig toenamen dat ze op allerlei terreinen voor over last zorgen. Drooggevallen gebieden in bet Krammer-Volkeralt herbergen grote vogelkolonies. Op de Plaat van de Vliet ligt een grote Zilvermeeuwenkolonie. Maar ook meer kwetsbare soorten zoals visdiefjes brengen er bun jongen groot. Om te voorkomen dat het gebied dichtgroeit met struiken en bomen worden przewalskipaarden ingezetdie de vegetatie kort honden. In Scandinavië doet zich een soort gelijke ontwikkeling voor met bonte kraaien. Ook die weten de weg naar afvalbelten te vinden. Zodanig zelfs dat veel bonte kraaien afzien van een trek naar het zuiden. De bonte kraai, die hier als wintergast vroeger heel gewoon was is alleen nog op de beste plekjes te vinden. Zoals langs het vloedmerk in het Verdronken Land van Saeftinghe, waar de kadavers van dode vogels en zeedieren aanspoelen. De lijkenpikkers verblijven daar soms nog met tientallen. Maar in de polder is het een uitzondering als je er weer eens een tegenkomt. De meesten zitten zich gewoon op hun geboorte grond vol te vreten met afval. En wij maar in de stress zitten dat de bonte kraai toch zo achteruitgaat. Zilvermeeuwen heten plaatselijk "gogge een synoniem voor slokop. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1996 | | pagina 17