Aegelzakjes en olleventjes
Eigennamen kun je niet vertalen. Zo leerden
we dat op de middelbare school bij Duits en
Frans en zo is het ook in de praktijk van
alledag. Ooit kwam een dorpsgenoot in een
radioprogramma aan het woord en daarbij
kwam ook de vlak bij het dorp gelegen
"pilkdulve" ter sprake.
Het watertje in kw estie werd et entjes
als "palingsloot" ten tonele get oerd,
maar dat klonk wel zo potsierlijk dat
het ijlings terugvertaald werd: De
pilkdulve, zoals tvij dat dan noeme.
Daar konden VPRO- luisteraars het
mee doen, en waarschijnlijk hebben
weinigen zich gerealiseerd dat het dus
om een visrijk stuk tvater ging.
Maar juist daarom was de pilkdulve
één van mijn favoriete plekjes om
vogels te kijken. In de winter kon je
er met wat geluk ijsvogels of roer
dompen treffen en op zoele lente
avonden klonk er het gekrijs van de
waterral. Het was ook in de pilkdulve
dat voor het eerst mijn aandacht ge
trokken werd door een klein, water
vogeltje, dat ik maar niet goed in de
kijker kon krijgen. Klein, eendachtig,
donkergekleurd en razendsnel. Te
weinig kenmerken toch om met
"Zien is kennen" tot een trefzekere
determinatie te komen.
In dat soort gevallen kon je als 7-
jarige wetenschapper-in-spé terecht
bij buurman. Buurman had als een
voudig landarbeider een fenomenale
veldkennis, waar nauwelijks ooit een
boek aan te pas gekomen was. Eén
natuurboek stond er op zijn boeken
plank en dat was de Chatechismus
der natuur van dominee J.F. Marti
net. Jaar van uitgave 1768 of daarom
trent. Vol met de nieuwste weten
schappelijke inzichten van tóen. Zo
kon je op de vergeelde bladzijden
lezen dat het misthoornachtige geluid
van de roerdomp bedoeld is "om
daarmede zijn prooi te verschrikken
ende te verbaasen en dus gemakke
lijker te vangen". Maar die chatechis
mus dat was geen veldgids; die was
meer 0111 tijdens donkere winter
avonden wat lichtelijk achterhaalde
achtergrondkennis op te doen.
Dodaarzcn of aegelzakjes komen bet hele jaar door voor in de Noord-Bcvelandsc inlagen. In
de inlaag Keihoogte biedt een vogelobscrvatiehut volop mogelijkheden om allerlei watervogels
van dichtbij te bespieden.
Aegelzakje of dodaars.
Ik kwam dus bij buurman met mijn
verhaal. "Olleventjes" dacht-ie in
eerste instantie en ik was er direct
mee weg. Olleventje dat klonk onge
veer als hollend ventje en dat leek
aardig te kloppen. Want als je al kans
zag om het beest bij verrassing heel
dicht te benaderen maakte die zich,
half watertrappelend, half vliegend ui
de voeten.
Maar meestal kwam je niet zo dicht
bij, want lang voordat je zelfs maar jt
kijker kon richten was het beestje
ondergedoken en uit het zicht ver
dwenen. Toen ik dat laatste aan buur
man vertelde was-ie heel stellig in zijl
oordeel: het waren geen olleventjes,
maar aegelzakjes. Een aegelzakje of
dukelaertjc bleek in het vogelboekje
dodaars te heten. De streeknaam
aegelzakje slaat op het oude gebruik
om een gelooide dodaarshuid bij de
jacht te gebruiken als opbergtas voor
de hagel waarmee geschoten werd.
Nou ja het ene probleem was bevre
digend opgelost, maar ik had er een
ander voor in de plaats. Olleventje,
olleventje, dat bleef maar door mijn
hoofd zeuren. Wat was dat toch voor
beest met zo'n intrigerende naam?
Pas heel veel later zou ik er achter
komen.
4