De Yerseke Moer Een landschap waarin je kunt kijken als een kijkdoos door Arnold van der Wees het zoute water zo dicht aan het oppervlak, dat er geen struiken of bomen kunnen groeien." Vooral op de wat hoger gelegen delen van de Moer zijn langs slootkanten spontaan meidoornstruwelen ontstaan. Dat kon omdat op die plaatsen het met zout doordrenkte veen bedekt is met een behoorlijke laag zand en klei. Omdat het vee in de sloten weinig graasde, kregen struiken een kans juist daar te ontkiemen. Niet alleen meidoorns, maar ook bramen, hondsroos en vlier vestigden zich. "Voor mij komt de Moer het best tot zijn recht bij zwaar bewolkt weer, harde wind, terwijl de zon af en toe door breekt", mijmert Jan. "De zonnestralen zorgen dan voor bijzondere kleureffecten. Op een of andere manier is het dan gemakke lijker een verbinding te leggen met de duistere Middeleeuwen, toen de Moer ook al Moer was. Terwijl de donkere wolken over je hoofd jagen en af en toe wat regen neerstriemt, zie je in gedachten kleine mensen graven en ploeteren. Graven in de klei todat ze bij het zoute Holland- veen uitkomen. Je ziet ze de derrie uitgraven en met karren terugrijden over zoekweggetjes naar zoutketen om het begeerde zout te winnen." De zoekweggetjes of wegelingen zijn er nog steeds in de Moer. Namen als Oost-, Hoge- en Zoute wegeling herinneren aan een nat verleden. Vanaf de ruggen aan de rand van het poelgebied, lopen een aantal bochtige 1 soms nauwelijks verharde weggetjes de Moer in. Vaak liepen ze dood op de laaggelegen kommen, die een groot deel van het jaar onder water stonden. Vóór de Middeleeuwse moernering w erd de Moer alleen gebruikt voor extensieve beweiding door rondtrekkende schaapskudden. Het probleem was toen, om aan voldoende zoet water te komen. Op de hoogste plekken van de kreek- I ruggen, werden daartoe veedrinkput- I ten gegraven, Juist op de plek waar een kreekrug overgaat op het klei dat I op het zoute veen ligt, onstonden de I meeste putten. Daar profiteerden ze van het afstromende regenwater en reikte de bodem nog net niet tot het zoute veen. Sommige zijn later een Week van het Landschap I Sommige landschappen zijn zo "vol", zo rijk aan betekenis, dat je ze bijna als een boek kunt lezen. Als je door het landschap van de Yerseke Moer loopt, beweeg je je door de lagen van de tijd. Kronkelende binnenwegen zijn vaak oorspronkelijk kreeklopen, waarvan de loop bepaald is door getij. Uit het veen steken dennenstobben, die herinneren aan een bosrijk verleden. De Moer komt aardig in de buurt van het renaissance-ideaal: een harmonieus samengaan van natuur en cultuur. Een authentiek landschap, waar nog geen aalgladde projectontwikkelaars zijn neergestreken, die hun architectonische miskleunen steevast "Residentie" noemen. Toch is de Moer geen museumlandschap waar je door reist, getuige de aanwezigheid van het kanaal, wegen, moderne boerderijen en een mosselloods. Maar dwars door de nieuwe vormen heen zijn hier de oude nog te herkennen. Een landschap waarin je kunt kijken als in een kijkdoos. "Ik ben gewoon een beetje land schapfreak", zegt Jan Karkdijk. "Op een of andere manier heb ik iets met landschappen in het algemeen en met cultuurlandschappen in het bijzon der." Jan is n van de gidsen, die regelmatig in de Moer te vinden is. In het dagelijks leven probeert hij iets van zijn enthousiasme over land schappen, als docent aardrijkskunde aan een Goese scholengemeenschap op zijn leerlingen over te brengen. De Yerseke Moer is een prentenboek voor ons geheugen. In de aanleg van wegelingen, akkers op de kreekrug gen, de veenwinning, drinkputten en boerderijtjes hebben mensen hun tekens in het landschap aangebracht. En daaraan dankt de Moer haar betekenis, want een landschap dat te weinig "tekens" bevat of waar te veel herkenbare elementen uit verdwenen zijn, zegt zo weinig. Vooral de zeggingskracht van de Moer spreekt Jan Karkdijk erg aan. Met de nodige geestdrift verhaalt hij over de Moer. "De Moer is een heel open land schap, want veel meidoornhaagjes zijn verdwenen. Midden in de Moer zit Winterbeeld van een verstilde kreekbeddttlijweq. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1996 | | pagina 12