Een nieuw beheersplan voor de
kust van Noord-Beveland
De inlagen van Noord-Bcveland vormen een
belangrijk onderdeel van het karakteristieke
landschap van het voormalige eiland Noord-
Beveland. Sinds 1965 heeft Het Zeeuwse
Landschap een aantal inlagen in eigendom
en beheer. Zoals ieder terrein van Het
Zeeuwse Landschap, wordt ook het beheer
van de inlagen vastgelegd in een beheers
plan. Zo'n plan, dat geldig is voor een
periode van twaalf jaar, is een belangrijk
middel om natuurgebieden zo optimaal
mogelijk te beheren. De beheersplannen
voor de meeste inlagen zijn inmiddels
verlopen. Met nieuwe aankopen (het
karreveld Waterhoefje, de Rietputten en de
Oesterput-buiten) in het vooruitzicht, is dit
jaar een nieuw beheersplan opgesteld.
Omdat alle gebieden zoveel verwantschap
met elkaar hebben, is besloten 0111 één
beheersplan op te stellen voor de
"natuurgebieden van Noord-Bcveland".
Deze acht gebieden hebben gezamenlijk een
oppervlakte van ruim 60 hectare. Dit artikel
geeft een samenvatting van de inhoud van
het nieuwe beheersplan.
Historie
Het karakter van de huidige noord
kust van Noord-Beveland wordt
geheel bepaald door de eeuwenoude
strijd tegen de zee; talloze dijk- en
oevervallen hebben zich hier in de
loop der tijd voorgedaan. Uit veilig
heidsoverwegingen werden er dijken
opgeworpen achter de reeds bestaan
de zeedijken, zodat bij eventuele
doorbraak van de zeedijk of bij dijk-
val, een overstroming van het achter
land door achterliggende dijken werd
voorkomen. De grond, die werd
gebruikt voor de aanleg van de ach
terliggende dijk, de zogenaamde
inlaagdijk, werd vroeger handmatig
uit het gebied tussen zeedijk en in
laagdijk gehaald. De hierdoor ont
stane gebieden, de inlagen, hebben
daarom over het algemeen een sterk
ongelijke maaiveldligging. In de
oudere inlagen, zoals de inlagen
Thoornpolder en Vlietepolder, werd
de klei over zogenaamde spekdam
metjes naar de dijken vervoerd. Deze
zijn nog goed in het veld te herken
nen. De Oesterput-buitenis een voor
malige inlaag, die door een doorbraak
weer in direct contact staat met de
Oosterschelde.
Dc inlaag voor dc Vlietepolderwoongebied van de Noordse woelmuis.
door Ralf Joosse
Om de zee- en inlaagdijken tussen
tijds te versterken, werd er klei
gewonnen in de directe omgeving
van de inlagen. Zo ontstonden
karrevelden, waarvan het "karreveld
Waterhoefje" en de "Rietputten"
voorbeelden zijn. Voor de landbouw
waren de inlagen en karrevelden
vanwege de terreinomstandigheden
niet interessant en ze werden dan ook
met rust gelaten. Hierdoor kon de
natuur zich ongestoord ontwikkelen.
Karakteristiek
De inlagen en karrevelden worden
gekenmerkt door kleinschaligheid en
openheid. Bij de inlagen wordt de
kleinschaligheid extra versterkt dooi
de er omheen liggende dijken. Dooi
de ontstaansgeschiedenis hebben de
inlagen en karrevelden een uitge
sproken nat tot drassig karakter.
Hoewel de inlagen altijd om dezelfde
reden zijn aangelegd, hebben ze toch
een eigen karakteristieke opbouw. Zo
zijn de oudere inlagen handmatig
afgegraven, de jongere machinaal,
sommige inlagen bestaan voor een
groot deel uit water, terwijl andere
voornamelijk uit rietland en
hollebollig grasland bestaan. De
bodems van overstroomde inlagen,
zoals die van inlaag 's-Gravenhoek,
zijn echter weer netjes gladgestreken
door de eb- en vloedbewegingen van
het zeewater. Deze verscheidenheid
aan verschillende biotopen en de
daarbijbehorende overgangssituaties,
komen tot uiting in het voorkomen
van een rijke flora en fauna.
Flora
Het voorkomen van plantensoorten
hangt in belangrijke mate af van de
heersende terreinomstandigheden,
zoals het zoutgehalte en de hoeveel
heid voedingsstoffen in de bodem.
Deze omstandigheden zijn tussen de
verschillende gebieden erg groot,
maar ook binnen één gebied zijn ze
soms zeer verschillend. Hierdoor
kunnen er plantensoorten dicht bij
elkaar groeien, terwijl ze heel andere
terreinomstandigheden vereisen.
Kenmerkend voor de zoute gedeelten