Op zoek naar...
door Chiel Jacobusse
illustraties Adri Karman
De omvangrijke groep van de zangvogels
omvat sterk uiteenlopende soorten als de
assertieve en flink uit de kluiten gewassen
zwarte kraai tot het piepkleine bescheiden
goudhaantje. Het ingetogen heggemusje en
de roofvogelachtige grauwe klauwier zijn
allebei zangvogels, net zo goed als de
meesterzanger nachtegaal en het krassende
grasmusje. Wordt daar maar eens wijs uit.
De orde is opgedeeld in een groot aantal
verschillende families, en een van die
families is getooid met de naam "Sylvidae".
Die Sylvidae vormen een familie van ver
over de vierhonderd soorten, die in onze
contreien ruimschoots vertegenwoordigd is.
Zangers van de oude wereld, heten ze in de
wat plechtstatige vogelboekentaal.
Die zangers van de oude wereld vor
men een tamelijk homogene groep.
Niet zelden tot wanhoop van de be
ginnende vogelaar trouwens, want
veel soorten sylvidae lijken uiterlijk
zoveel op elkaar dat het ook ervaren
vogelaars moeite kost om ze op het
oog te onderscheiden. En in het
vroege voorjaar zijn er steeds weer
nieuwe soorten die uit hun Afrikaanse
overwinteringsgebieden weer bij ons
arriveren, zodat je als beginner door
de bomen het bos niet meer ziet.
Hèt middel om al die zangertjes uit
elkaar te houden is de zang die ze la
ten horen. Hoezeer de vogels op el
kaar lijken; hun zang is vaak compleet
verschillend. Neem nou het tweetal
tjiftjaf en fitis, die op het oog alleen
te onderscheiden zijn door de don
kere (maar een enkele keer ook licht
gekleurde!) poten van de tjiftjaf. Als
ze eind maart, begin april
arriveren zijn ze zeer luid
ruchtig en het is dan een
koud kunstje om de zeur
derige tjiftjaf en de melodi
euze fitis uit elkaar te houden.
De tjiftjaf arriveert van alle
zangertjes het eerst en die zit
vanaf de laatste week van maart
in de boomtoppen de ganse dag
zijn eigen naam te roepen. In de
ons omringende landen heet het
beestje Zilp-zalp (Duitsland) of
Chiff-chaff (Engeland). Aardig is
ook de Latijnse soortnaam
Collvbita, wat geldwisselaar
betekent. Er is niet veel
fantasie voornodig om
in het ritme van de tjiftjaf-
roep de muntstukken tellende
wisselaar bezig te horen.
Bosbewoners
Het riedeltje van de
fitis begint vrolijk
en melodieus, maar
zakt al snel af tot
een uitgesproken
mineur stemming. Zo
ongeveer als du-du-du-lalla-
lalla-lalla-lalla-boe-boe-boe. Of
volgens de transcriptie van Nico
de Haan: "wat een prachtig weer
vandaag; hè nou gaat het toch
weer regenen".
Anders dan de tjiftjaf houdt de fitis
zich bij voorkeur op in jong struik
gewas. Want ook het tvpe landschap
waarin ze verblijven biedt vaak een
goed aanknopingspunt om kleine
zangertjes op naam te brengen. Een
snel afgeraffeld op één toon ten ge
hore gebracht tu-tu-tu-tu-tu-tu-tu
dat vanaf begin mei opklinkt uit het
dichte struikgewas is de braamsluiper.
Zijn tweelingzusje de grasmus heeft
een afwisselende, krassende zang, die
voorgedragen wordt vanaf een goed
zichtbare zangpost aan de rand van
het struweel. Vaak kiest de grasmus
een braamstruik als zangpost, terwijl
de braamsluiper eerder de meidoorn
Spvïnkhaanr ietzanger.