Het Knapzakmannetje
door Dinv de Putter
illustraties Adri Karman
Lang geleden zag het Vlaamse land er heel
anders uit dan nu. Het landschap bestond
uit kleine kreken en donkere moerassen,
waar je gemakkelijk in kon verdwalen als je
de weg niet wist. Veel mensen kwamen uit
die moerassen nooit meer terug.
Ze konden dan de smalle paadjes niet
vinden, stapten mis en verdronken of
werden opgepeuzeld door de oervissen en
andere wezens die in de moerassen
woonden.
plekken te verkrijgen en bouwden
dorpen met mooie huizen. Langzaam
verdwenen de bossen en de geesten
in de moerassen werden bang dat ze
hun woonplaats prijs moesten geven
aan het geweld van de mens.
Eens werd het winter. De gure wind
joeg door de bossen. De vorst maakte
de aarde koud en de geesten, die bij
de moerassen woonden, hadden het
ellendig koud. Het bos was uitge
dund. Er was geen dicht struikgewas
meer, wat hen beschermde tegen de
koude. Geen dik bos waar ze beschut
ting konden vinden. De geesten ver
zamelden zich en beraadslaagden
lange tijd wat hun te doen stond.
Toen overwonnen ze hun afkeer voor
de mensen. De oppergeest ging naar
de mensen toe en vertelde hun van
kou en ellende. Hij vertelde van de
schade, die ze aanbrachten aan de
moerassen en vroeg hun te stoppen
met rooien, zodat er voor hen weer
een gerieflijke woonplaats kon groei
en. In ruil daarvoor konden ze be
scherming bieden aan reizigers die
door de moerassen trokken en aan de
mensenkinderen die in hun spel dreig
den te verdwalen in de bossen.
De mensen dachten er niet aan.
Ze zaten in hun warme bomenhuizen
en brandden takken om het ook in de
winter w arm te hebben.
De geesten moesten er zelf maar iets
op vinden. Dat hadden de mensen
ook gedaan. Ze stuurden de opper
geest weg en gaven takken mee en
boomstronken, zodat ook de geesten
vuur konden maken maar ze beloof
den geen beterschap. En toen de win
ter wegtrok, de zon warmer werd en
de bomen nieuwe knoppen vormden,
gingen de mensen door hun vernieti
gende werk.
De geest kwam in het voorjaar en
vroeg hun te stoppen. Hij vroeg hun
bescherming voor de vogels die hun
nest hadden in de hoge takken.
Hij vroeg bescherming voor alle die
ren die in de bomen en de moerassen
woonden en nu jongen moesten krij
gen. Maar de mensen dachten niet
aan stoppen. De dieren moesten er
zelf maar iets op vinden. Dat hadden
ze zelf ook gedaan. Hadden ze geen
bedden gemaakt en kribjes voor hun
kinderen? Ze gingen door met hun
vernietigende werk.
Toen werd de zon warmer en brand
de op de open plekken. De geest
kw am in de zomer en vroeg te stop
pen met rooien. Hij vroeg bescher
ming voor de vogels en de dieren die
in de moerassen woonden. Ze hadden
geen bladerdak meer die hen be
schermde tegen de brandende zon.
De struiken waaronder ze koelte kon
den vinden waren weg en de kreken
droogden uit, zodat er haast geen
Ook stonden er enorme bomen,
omgeven door dicht struikgewas.
De vloedbossen ontstaan door de
onvoorspelbaarheid van de zee met
zijn getijden en plotselinge stormen,
die land gaf, er schor van maakte,
plantegroei toestond en er bomen
plaatste en weer nam, als hij vond dat
de mens genoeg land tot zijn
eigendom maakte.
In de zee leefde het meervolk met
zijn eigen vorst. In de bossen en langs
de kreken leefden mensen, aardman
netjes, trollen, gnomen, gnolen en
andere wezens in goede harmonie
met elkaar. In de moerassen
leefden geesten en nimfen
die een hekel hadden aan de
mensen. Overal wemelde
het van de dieren.
De aarde was
zeer mooi.
Toen gebeurde er
iets verschrik-
1 kelijks. De
mensen ont
dekten dat ze
gereedschap kon
en maken. Ze
maakten zich
bijlen, messen,
zagen en hak
messen. Ze
kapten bomen
en bouwden
hutten om in te
wonen. Ze rooiden meer
bomen en bouwden huizen. Ze
rooiden stukken bos om de open
20