Grootschalige natuurontwikke ling langs de Schouwse zuidkust door Gert-Jan Buth Ion Eind 1990 heeft een aantal Zeeuwse natuurorganisaties het plan Tureluur gepresenteerd. Dit plan behelst de aanwijzing en inrichting van een reeks nieuwe natuurgebieden rondom de Oosterschelde. Het grootste deelproject is een natuurplan voor het Schouwse kustgebied tussen Zierikzee en de Schelp- hoek bij Serooskerke. Aansluitend aan de reeks fameuze Schouwse inlagen zal er hier binnen enkele jaren ruim 650 ha natuurgebied ingericht worden. Dit betekent dat hier straks, direct grenzend aan de Oosterschelde en inclusief de inlagen, een aaneengesloten natuurgebied van zo'n 1000 ha zal liggen. Aanleiding voor de opstelling van plan Tureluur was de wens tot ver sterking van de natuurwaarden van de Oosterschelde. Weliswaar was het in de zeventiger jaren gelukt het getijde milieu in de Oosterschelde veilig te stellen. Echter, toen in 1986 de Oos- terscheldekering door Koningin Bea trix in gebruik gesteld werd waren er inmiddels, door aanleg van dammen en een gereduceerd getijverschil, dui zenden hectares platen, slikken en schorren verdwenen, vergeleken met de situatie voor de Oosterschelde- werken. Juist dergelijke half-water- half-land milieutypen vormen een wezenlijk onderdeel van een groot schalige getijdegebied als de Ooster schelde. Thans vormt de totale opper vlakte schor in de Oosterschelde (ca 620 ha) slechts ca 1,5 van de totale oppervlakte van de gehele buitendijk se Oosterschelde (38.050 ha), terwijl in meer natuurlijke situaties dit 6 - 7 zou moeten zijn. De inzet t an de Tureluur-werkgroep was om derge lijke natuurwaarden langs de randen van de Oosterschelde weer terug te brengen. Optimaal zou zijn, het cre ëren van slik- en moerasgebieden on der directe invloed van getij. Maar de werkgroepleden durfden anno 1990 met het woord 'ontpolderen' niet verder naar buiten te treden dan tot de drempel van het vergaderingsge bouw, het kantoor van de Zeeuwse Milieufederatie. (En de gedachte was: zoiets moet later maar eens door de overheid geprobeerd worden.) Na de lancering van het plan kreeg Tureluur al snel de wind onder de vleugels. Er kwam een nationaal Na tuurbeleidsplan, de provincie stelde een Ecologische Hoofdstructuur voor Zeeland vast en nam Tureluur hierin op, ministers kwamen kijken, de ko ningin kwam langs en middels ruil verkavelingsprojecten werden binnen jW- ...XZi TV" •S- 537 /Uif" G 5 TT' De natuurontwikkelings- en reservaatsgebieden van de zuidkust van Schouwen. enkele jaren langs de zuidkust van Tholen de eerste deelplannen uitge voerd. Ook voor Schouwen werd, op verzoek van een aantal natuurorgani saties, een herinrichtingsproject opge start (Schouwen-Oost). Thans zijn hier reeds door het ministerie van LNV honderden ha's agrarische gron den aangekocht, om naderhand inge richt te worden als natuurgebied. Staatsbosbeheer en de Vereniging Natuurmonumenten zullen de be heerders van dit nieuwe gebied wor den. In aansluiting op het plan Tureluur voert het waterschap Zeeuwse Eilan den momenteel, samen met de pro vincie, herinrichtingsmaatregelen in een aantal Schouwse inlagen uit. Hierdoor zal de waterkwaliteit sterk verbeteren, met als gevolg weer kan sen voor ruppia-vegetaties (ruppia is een zeldzame brakwaterplant), paling, stekelbaars, visdiefje en andere sterns. De Prunje Het omvangrijkste deel van het Schouwse plan Tureluur wordt ge vormd door het 'léége' van Schouwen, het Prunjegebied tussen de molen van Moriaanshoofd en Serooskerke. Bodemkundig is dit een uniek stukje Zeeland; de oppervlaktelaag wordt hier grotendeels gevormd door zwa re, oude blauwe zeeklei, een laag die in andere oudlandgebieden ontbreekt of meters diep zit. De bodem van de Prunje is van oudsher doordrenkt met zout water. De erg lage ligging van het gebied (1,4 tot 1,9 m - NAP), op korte afstand de Oosterschelde met een stroomgeul tot 40 m diep vlak langs de zeedijk, en binnendijks in de ondergrond een dik grofzandige pak ket, staan garant voor een sterke in vloed van zoute kwel in de gehele Prunje. Dit gebied was voor de ramp een uitgestrekt, ontoegankelijk moe rassig graslandgebied. Zoute weiden kwamen er voor, waar in 'aerdgos', oftewel zilte rus, de dominante soort was. Tot de waters noodramp in 1953 was de Prunje zeer onregelmatig verkaveld en slecht ontwaterd, 's Winters stonden grote delen blank, 's Zomers verbleven er 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1997 | | pagina 7