Natuurverschijnsel of...?
massale wintersterfte onder steltlopers
door Arnold van der Wees
De ritmiek van het getij klinkt door in het
schuivend krui-ijs. Dof gekraak galmt over
de weidse Oosterschelde en verscheurt de
stilte. De bijna polaire aanblik trekt veel
fotograferende kijkers. De ijzige omstandig
heden hebben ook hun keerzijde.
Duizenden steltlopers hebben de geest
gegeven tijdens deze winter. Aan het strand
spoelen de eerste dode vogels aan. Tussen
fel wit berijpte ijsschotsen steekt een
oranjerode snavel van een diepgevroren
scholekster naar buiten. Samen met Jan-
Willem Vergeer, consulent van Vogelbescher
ming in Zeeland, speur ik de Schouwse
stranden af, op zoek naar dode vogels.
We schieten niet hard op, tientallen
scholeksters, zilverplevieren, kanoetstrand-
lopers, tureluurs en bergeenden worden uit
het ijs gepeurd. De vraag is of we hier te
maken hebben met een gewoon natuur
verschijnsel of is hier meer aan de hand?
"Arnhem 5436758", een enkele vo
gel blijkt geringd. Jan-Willem knipt
geroutineerd een poot van een adulte
(volwassen) scholekster door. "De
tendens dat er verhoudingsgewijs
meer adulte dan juveniele (jonge)
slachtoffers zijn, zou erop kunnen
wijzen dat er structureel iets mis is",
zegt Jan-Willem Vergeer. "Alles wijst
erop dat de Deltawerken effect heb
ben op het voedselaanbod voor stelt
lopers. Vóór de uitvoering van de
Deltawerken vonden vogels in het
Haringvliet, Grevelingen en Veerse
Meer een rijk gevulde dis. Maar na
het verdwijnen van het getij verdween
hier in één klap hun voedsel. De uit
zonderlijk rijke Oosterschelde en
Westerschelde konden met wat in
schikken, haast onverminderd tien
duizenden extra vogels provianderen.
In het Deltagebied overwinteren
jaarlijks ruim 650.000 watervogels,
waarvan ±250.000 steltlopers. Maar
na de bouw van de Philips- en Oes-
terdam en de aanleg van de Storm
vloedkering, blijken ijsvorming en
Winter in de Oosterschelde.
getijreductie desastreus uit te pakken.
In de Oosterschelde vond altijd al
meer ijsvorming op de platen en in de
geulen plaats, dan in de Westerschel
de. De uitwisseling met relatief warm
Noordzeewater, verloopt in de Wes
terschelde door een groter getijver-
schil sneller dan in de Oosterschelde.
In het oostelijk deel van de Ooster
schelde is de tijd waarin het water in
de zeearm verblijft opgelopen van 50
tot 75 dagen. Hierdoor koelt het
water 's winters sneller af en treedt er
eerder ijsvorming op. Daarnaast
speelt de afname van het oppervlak
slik een grote rol. Voor steltlopers
rijke foerageergebieden, vallen korter
of helemaal niet meer droog. Zo liep
de tijd waarin een laag slik droogligt,
terug van zes naar vier uur. Juist on
der extreme omstandigheden zijn dit
zaken die aantikken. Een graadje
extra vorst maakt dan veel uit."
Twee kwaden
Miljoenen steltlopers gebruiken de
Waddenzee en het Deltagebied als
tussenstop naar West-Afrika. Over
winteren is er voor de meesten niet
bij, want overwinteren houdt risico's
in. Toch maken veel vogels deze keu
ze. Vogels die doorvliegen ontlopen
weliswaar het risico van een koude
winter, maar daar staat wel tegenover
dat zij jaarlijks een trekafstand van
twee maal vier- tot vijfduizend kilo
meter moeten vliegen. Elke vogel
soort moet voor zichzelf de afweging
maken tussen extra vliegen en veilig
overwinteren of een korte trektocht
met het gevaar van een strenge win
ter. De strategie verschilt soms zelfs
per ondersoort. Eén van de noorde
lijkste broeders is de kanoetstrand-
loper, een steltloper zo groot als een
merel.
De Siberische ondersoort verblijft
alleen in de herfst in de Nederlandse
getijdewateren, terwijl de IJslandse
variant met enige tienduizenden ook
's winters in onze getijdengebieden
verblijft. Een beetje onderzoeker
wordt meteen geprikkeld door de
vraag waarom niet alle vogels hier
naar voedsel blijven zoeken. Belang-
4