De koekoek
door Diny de Putter
Vele jaren geleden, In de tijd dat de vogels met elkaar konden
praten vloog een jonge koekoek over de weide. Het was een
vrouwtje. Ze moest voor de eerste keer van haar leven een ei
leggen en wist niet wat haar te wachten stond. Ze had gezien
dat er vogels waren die een nest bouwden. Anderen kropen
in een holletje tussen de bomen. Sommigen hakten een gat in
een stam en weer anderen kropen in een kastje dat de mensen
opgehangen hadden. Maar een koekoek had ze nog niet bezig
gezien. Toch was het al eind mei. De meeste vogels hadden al
eieren gelegd en sommigen hadden zelfs al jongen. Ze had
ook gezien dat er veel vogels waren die beiden voor het nest
en het broedsel zorgden. Bij anderen alleen het vrouwtje,
maar het mannetje bleef in de buurt. Ze begreep maar niet
dat ze nog geen andere koekoek gezien had. Dan kon ze
tenminste vragen wat koekoeken deden met hun ei. Het was
al laat. Ze ging eerst maar eens een slaapplaats zoeken.
Paring
Als ik dan bij zo'n wezentje wat zit te
prakkiseren, dan denk ik onwillekeu
rig aan mieren, met name aan de
wijfjes, de koninginnen. Die worden
geboren, in het voorjaar of de zomer,
dat hangt van de soort af, en op zeker
moment ontstaat er een onbedwing
bare drang naar het licht. Al die tijd
hebben ze onder de grond gezeten,
weten van licht absoluut niets af,
willen er toch heen en dan stijgen ze
op. Nu sla ik maar een paar flinke
stukken over, maar als ze het geluk
hebben een mannetje te ontmoeten,
paren ze. Wat er bij zo'n paring
allemaal gebeurt dat weten we wel,
veel op zijn eigen is het niet, maar dat
akelige kleine klontertje sperma gooit
heel haar hormoonhuishouding
ondersteboven. Had ze vanochtend
nog de onweerstaanbare drang naar
het licht toe te vliegen, nu wordt ze
op slag lichtschuw. Had de paring in
de lucht plaats, hetgeen meestal het
geval is, dan haast ze zich naar bene
den. Ze wringt haar eigen vleugels af,
die zijn toch niet meer nodig en de
bijbehorende spieren worden door
het eigen lichaam afgebroken en her
gebruikt -als voedsel, niet ergens als
reservespier- en ze is plotseling licht
schuw. Ze heeft, om het eens heel
gewoon te zeggen, plotseling de pest
aan licht. Ze kruipt onder de grond
of om het even wat waar maar onder
te kruipen valt, als ze maar weg is uit
het licht. Zinvol, buitengewoon zin
vol, daar valt niets anders over te zeg
gen, want ze moet voor nageslacht
gaan zorgen, daar is ze nu eenmaal
koningin voor. Ze moet eieren leggen
en miernesten zitten gewoonlijk
onder de grond of wel ergens in waar
het donker is, dus het is allemaal zo
logisch als een loden deur alleen niet
zo zwaar, maar probeer daar nu met
je verstand eens bij te komen!
Zou zo'n lieveheersbeestje nou ook
zijn kop breken over zulke vragen of
zou die gewoon gedacht hebben die
zonnige winterdag: ik zie licht en
waar licht is, is het meestal ook warm,
ik kruip vandaag eens tot halverwege
die garagedeur, wie weet wat de dag
ons dan nog brengt?
Bedroefd
De volgende morgen heel vroeg
hoorde de jonge koekoek de roep van
een soortgenoot. Een vrolijke schater
lach klonk over de velden. De koe
koek schudde haar veren en vloog op
in de richting waar het geluid van
daan kwam. Daar zag ze de vroege
zanger. Gelukkig, ook een vrouwtje!
Ze streek neer op de tak en keken
elkaar aan.
"Koekoeken leven altijd alleen, zei
het oudste vrouwtje, Waarom zoek je
me op?" De jonge koekoek werd
verlegen. "Ja ziet u, ik heb een vraag.
Dit jaar moet ik voor de eerste keer
een ei leggen, ik weet echt niet wat ik
moet doen!. Ik zie alle vogels bezig
met een nest, maar ik heb geen idee
waar koekoeken in broeden. Mis
schien kunt u me helpen?". "Wij
koekoeken leggen onze eieren bij
andere vogels in het nest.", vertelde
de oude vogel, "Geen zorgen en
onze jongen worden ook groot."
Verbijsterd hoorde onze koekoek
deze woorden. "Bij andere vogels in
het nest? en vinden die dat goed?,
kennen wij onze eigen kinderen dan
niet?"
"Nee die kennen we niet", sprak de
oude. "is dat dan erg?, ken jij je vader
en moeder soms? En andere vogels
vinden dat niet erg. Ze merken het
niet eens!" De jonge koekoek wist
niet wat ze hoorde. Bedroefd keek ze
de oude vogel aan. "Kan ik dan nooit
mijn eigen kinderen zien? Is dat altijd
zo geweest?". "Ja", zei de oude
vogel, en ga nu maar weg, ik wil
alleen zijn". Ze wilde de droefheid
van de ander niet zien. Ze wist nog
precies hoe ze zich voelde toen ze
hoorde dat ze nooit haar eigen kin
deren zou kennen. Ze wilde niet
troosten, niet begrijpen. Er was
immers niets aan te doen!! Het was
de vloek!
Ze vloog naar een andere boom, en
ging daar hoog op een tak zitten.
Maar de jonge vogel vloog haar na en
vroeg: "Laat me nu niet alleen. Vertel
me toch of dit altijd zo geweest is.
Hoe kan ik niet bedroefd zijn als ik
niets weet?"
De oude koekoek zuchtte diep.
"Vooruit dan maar", gromde ze,
"je laat me toch niet meer met rust."
Vele jaren geleden bouwden koe
koeken net als andere vogels in het
voorjaar hun nest. Ze legden twee of
soms drie eieren, broedden die uit en
brachten hun jongen groot. Hun nest
was te vinden in fruitbomen. Koekoe
ken waren vroeger dol op vruchten.
Op die manier hoefden ze niet te
zoeken om bij voedsel te komen want
die jongen waren onverzadigbaar.
19