'n tijdc/midschap in bet Verdronken Land van Sneftinrjbe.
grepen. De landbouwkundige aan
passingen in het landschap leidden
naast de egalisaties ook tot verbete
ringen van de waterlopen, zoals
kreken, waardoor deze in rechte
sloten veranderden. Langs de kust is
de invloed van de zee beperkt door
de aanleg van hoofden en dijksys-
temen. Thans tekent zich in het kader
van natuurontwikkelingsprojecten, die
met name sinds het verschijnen van
het Natuurbeleidsplan aan popula
riteit winnen, een trend af om heel
voorzichtig actieve processen weer
toe te laten. Zo worden elders in ons
land ten koste van miljoenen guldens
rechte beken weer krom gemaakt en
mag de zee weer hier en daar door
breken zoals dat bij het Zwin al lange
tijd geleden gebeurde. En in verschei
dene duingebieden zoals op Schou
wen geldt het motto: Laat maar
waaien!
Maar natuurontwikkelingsprojecten,
hebben ook een andere kant. Een
doelstelling: het creëren van betere
uitgangsposities voor plant en dier zal
ertoe leiden, dat er in de toekomst
meer en meer ingrepen in het be
staande reliëf en de bodemopbouw
plaatsvinden. Maatregelen als het
afplaggen, ophogen en afgraven heb
ben onomkeerbare gevolgen voor de
bodem. Ook deze positief bedoelde
activiteiten zullen daarom zeer kri
tisch moeten worden gevolgd, om
onherstelbare schade aan aardkundig
waardevolle objecten en gebieden te
voorkomen. Bezint eer gij begint is
hier zeker op zijn plaats.
De bescherming
Het Zeeuwse landschap heeft haar
vorm vanaf de laatste ijstijd en vooral
in de recente tijd gekregen. De pro
cessen die verantwoordelijk waren
voor het ontstaan van dekzanden,
kreken en vele andere vormen komen
thans niet meer voor. Immers de
toenmalige klimatologische omstan
digheden die hiervoor verantwoor
delijk waren, heersen niet meer en
mochten ze al heersen dan zijn ze
door beschermingsmaatregelen aan
banden gelegd. Dit betekent dat de
afzettingen en vormen uit die perio
den 'fossiel' zijn. Landschappen die in
de loop van tientallen duizenden
jaren op natuurlijke wijze zijn ge
vormd, zijn zo met behulp van men
selijke techniek en ondernemingszin
onomkeerbaar veranderd.
Deze menselijke activiteiten in het
landschap hebben alle hun invloed op
de bodem gehad en hebben die nog!
Uiteraard zullen bepaalde ontwikke
lingen niet gestopt of voorkomen
kunnen worden, maar het is van het
grootste belang dat we ons bewust
zijn en blijven van de onomkeerbaar
heid van de effecten van deze acti
viteiten. Dekzandruggen en kreken
ruggen laten zich niet maken!
Willen we ook in de toekomst nog
aardkundig waardevolle gebieden
voor onderzoek en onderwijs beschik
baar hebben dan moeten we die ma
beschermen. Bovendien moeten we
ons de vraag stellen: willen wij dat
onze karakteristieke landschappen
hun natuurlijke vormen verliezen; dat
onze kleinschalige hobbelige dek-
zandgebieden vlakke polders worden
of dat onze weidse polders verande
ren in kunstmatige heuvellandschap
pen, van vuilstorten, enz? Juist die
verscheidenheid aan landschappen
maakt ons land aantrekkelijk.
Afwegingen over welke gebieden ten
behoeve van de 'vooruitgang' opge
offerd moesten worden, konden
aanvankelijk nauwelijks gemaakt
worden, omdat er maar weinig
gegevens over waren. Bovendien
maakte slechts een enkele aardkun
dige of natuurbeschermer zich echt
druk om onze bodem. Vaak werden
hier en daar wel enkele specifiek
aardkundige gebieden behouden
door de biologische of landschappe
lijke kwaliteiten van het gebied. Als
het gebied die kwaliteiten echter
niet had, dan maakte zelfs het meest
interessante aardkundige verschijnsel
geen kans.
Van een systematische inventarisatie
en selectie was aanvankelijk geen
sprake. Dit veranderde pas in 1969,
toen door een werkgroep, bestaande
uit vertegenwoordigers van diverse
diensten, instituten en verenigingen
een begin gemaakt werd met een
landelijke inventarisatie van geolo
gisch, geomorfologisch en bodem-
kundig waardevolle gebieden, z.g.
Gea-objecten. De Gea-inventarisatie
van de provincie Zeeland kwam in
1981 gereed en omvatte 54 geselec
teerde kleinere en grotere objecten.
Deze gegevens worden thans naast
6