l Land van Saeftinghe gebied ontbreken echte zoutplanten als lamsoor. Echt lepelblad is één van de bijzonderheden van Saeftinghe. Deze soort is kenmerkend voor brak ke schorren en komt hier massaal voor, samen met spiesmelde, gewone zoutmelde, zeeaster, zeebies, schorre - zoutgras en strandkweek. In het oos ten, waar de invloed van zoet water groter is, hebben zich verschillende rietvelden ontwikkeld. Langs de Zeeschelde is Saeftinghe de meest stroomafwaarts gelegen groeiplaats van riet. Engels slijkgras is kenmerkend voor het lage schor dat vrijwel iedere vloed ondergaat. Op het middelhoge schor hebben zeebies en strandkweek een belangrijk aandeel in de vegetatie. Op de hoogste schordelen van Saeftinghe wordt hun plek gedeeltelijk overge nomen door grassen zoals fioringras en roodzwenkgras. Door de opho ging van het gebied is de oppervlakte Engels Slijkgras sinds 1957 afgeno men van 1198 ha tot 48 ha in 1992. De oppervlakte met door zeebies ge domineerde vegetaties nam toe van 36 ha tot 650 ha. Strandkweek heeft een vergelijkbare opmars doorge maakt. De dierenwereld Van oudsher is het terrein bekend om zijn kolonies met meeuwen en sterns. Figuur 14. Legenda Vegetatie one's. SLIJKGRAS SLUKGRAS ZEEBIES ZEEBIES k te kleur 60% - 100% bedekt Kartering: Meetkundige Dienst Veldwerk: Kaartproductie: RIKZ-Haren .Applicatie: RIKZ. Ing. J F Ruiter Rijkswaterstaat Ri|kom«tftuut voor Ku»l en Zo» ~RÏKZT277T/97 saeftinge verspreiding slijkgras en zeebies 1957 1971 De afname van engels slijkgras (rood) en de toename van zeebies (groen) tassen 1957 en 1992; naar gegevens van het Rijksinstituut voor Kust en Zee. Daarnaast ontleend het zijn betekenis aan liet grote aantal Rode-Lijst-soor- ten dat hier broedt. Al decennia lang broeden er 300-500 paar visdieven. De meeste broedparen maken hun nest op de pakketten veek aan de buitenzijde van het schor. Deze dikke pakketten afgestorven plantenmate- riaal gaan bij hoge tijen drijven, zon der dat de nesten verloren gaan. Zo komt menig broedsel van de visdief in deze dynamische en onvoorspelbare wereld van Saeftinghe toch groot. Wie Saeftinghe zegt, denkt niet direct aan weidevogels. Toch is dit buiten dijkse terrein ook voor tureluurs van belang. Er broeden meer dan 450 paar, dit is meer dan 1% van het Nederlandse totaal. Tureluurs vesti gen hun territorium bij voorkeur in licht begraasde en onbegraasde delen van het hogere schor. Saeftinghe is voor veel doortrekkende en overwinterende vogelsoorten van belang als pleisterplaats. Daarom is het gebied aangemerkt als 'Wetland of International Importance'. Het belangrijkste criterium daarvoor is dat van een watervogelsoort meer dan 1% van het aantal dat door Noordwest- Europa trekt, in het gebied pleistert. Van de ganzen is de grauwe gans met maximaal 50.000 ex. de meest tal rijke. Daarnaast zijn het aantal smien ten (max. 45.000 ex.), bergeenden (3.500 ex.), pijlstaarten (max. 3.200 ex.) en lepelaars (110 ex.) van inter nationale betekenis. Net als in de Pioniervcgetatie op eengeulrand. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1997 | | pagina 11