In in het
Saeftinghe-gids Richard Bleyenberg is
actief als amateur archeoloog.
Als voormalig Scheldeschipper is hij vergroeid
met het oostelijk deel van de Westerschelde. Met
groot enthousiasme vertelt hij over de laatste
archeologische vondsten in Saeftinghe:
vuurstenen voorwerpen uit een heel ver verleden.
Recent werd weer een nieuwe plaats ontdekt
waar vuurstenen bewerkt waren: "de afslagen
lagen op een hoopje bij elkaar, alsof het nog
maar kort geleden gebeurd was". De zoektochten
achterin de Westerschelde begonnen voor
Richard in 1962-1963. "In het begin was het
zeer verwarrend; de vondst van een losse scherf
betekende niet veel, maar als verschillende bij
elkaar horende scherven gevonden werden was
het al iets anders". Er werden boeken aange
schaft en Bleyenberg wist deskundigen vanuit de
heemkundige kringen en professionele oudheid
kundigen voor "zijn" gebied te interesseren.
"Veel kennis heb ik bijvoorbeeld te danken aan
onze provinciaal archeoloog, drs. R. van Heerin-
gen en aan verschillende mensen van de ROB
(Rijksdienst voor oudheidkundig Bodemonder
zoek)". "Nu hebben we in de persoon van drs.
Hans Jongepier eindelijk een steentijddeskundige
in de provincie. Van zijn hand is het onder
staande verslag".
(Het volgende gunstige tij hadden we
op 11 maart. Het probleem was
echter dat het potdicht zat van de
mist. Maar met de ervaring van de
gidsen en twee kompassen kwamen
we een heel eind. In ieder geval tot
aan de laagwaterlijn. Het volgende
probleem diende zich nu aan: moes
ten we nu rechts of links, het zicht
was niet meer dan pakweg 10 meter.
Na ampel beraad gingen we links en
inderdaad, na ongeveer 100 meter
doemde het lichtbaken, dat aan de
rand van het klif staat, spookachtig
op. Bij de vindplaats aangekomen
constateerden we meteen dat een
behoorlijk stuk van het klif was weg
geslagen. In februari had het namelijk
enkele malen hard gestormd uit het
noordwesten, wat een sterke stuwing
van het zeewater had veroorzaakt.
Door de afkalving was er een gebied
van ca. acht bij acht meter blootge-
komen, dat werkelijk bezaaid lag met
vuurstenen voorwerpen, waarvan de
meeste zich nog in het ijstijdzand
bevonden. Snel hebben we het ge
bied in vierkant meters ingedeeld en
de vuurstenen verzameld. Deze snel
heid was geboden, omdat je slechts
een tot anderhalf uur de tijd hebt om
onderzoek te doen. Daarna komt
onverbiddelijk een nieuwe vloed. De
"oogst" van de dag was meer dan
100 stuks vuursteen, vrijwel allemaal
van dezelfde donkergekleurde soort.
Op 9 april trokken we weer met frisse
moed Saeftinghe in. Voor de veran
dering was het fantastisch weer: warm
en windstil. De vindplaats lag er on
veranderd bij. We hebben het gebied
op die dag iets grondiger kunnen
onderzoeken, omdat we wat meer tijd
hadden voor de vloed weer kwam
opzetten. Mede door het gebruik van
onze troffeltjes, waarmee we de bo
venste centimeter ijstijdzand verwij
derden, vonden we meer dan 130
stuks vuursteen.
De laatste dag waarop we onderzoek
hebben gedaan was 8 mei. Met wind
kracht 7 en hevige slagregens was het
trouwens niet echt aangenaam. Toch
hebben we nog een behoorlijke
hoeveelheid vuursteen verzameld.
Belangrijker dan de vuursteen zelf is
echter het feit dat we nu een beeld
beginnen te krijgen van de vondst
spreiding, zodat we straks conclusies
kunnen trekken over datgene wat de
prehistorische mens op deze plek
heeft uitgevoerd.
Tot nu toe zijn al 370 stuks opge
raapt, waaronder bewerkte klingen,
schrabbers, kernstenen en enkele spit
sen. De rest van het materiaal bestaat
uit afslagen; dat zijn de resten van de
vuursteenbevverking. Twee afslagen,
die vlak bij elkaar werden gevonden
bleken aan elkaar te passen. De vuur
steen is dus ter plekke bewerkt!
We moeten nog onderzoeken, waar
de grondstoffen vandaan zijn gehaald.
In ieder geval is zogenaamd ftaniet
gebruikt. Deze zwarte steensoort is
afkomstig uit Ottignies in België. De
werktuigtypen wijzen erop dat we
hier te maken hebben met een
jagers/verzamelaars gemeenschap uit
het begin van de midden-steentijd,
ruwweg 8000 tot 9000 jaar geleden.
Overigens is al in 1964 door Richard
op ongeveer dezelfde locatie een ge
slepen vuurstenen bijl gevonden, die
dateert uit het laatste deel van de
steentijd. Deze bijl heeft toebehoord
aan mensen van de zogenaamde
Vlaardingen-cultuur. Deze cultuur
bestond van ongeveer 3000 tot 2500
voor Christus cn kwam vooral voor in
het kust- en rivierengebied. De
mensen, die hier destijds rondliepen,
hielden zich waarschijnlijk bezig met
jacht en/of veeteelt.
Ongetwijfeld liggen onder het veen
nog veel meer vuurstenen voorwer
pen verborgen. Ze kunnen slechts op
enkele dagen van het jaar onder gun
stige voorwaarden worden ontdekt,
wanneer het zand bloot komt. Het is
daarom erg jammer dat grote stukken
van deze misschien wel unieke v ind
plaats verloren dreigen te gaan door
erosie van de zee.
17