Op zoek naar...
boterbloemen
door Chiel Jacobussd
Iedereen kent ze wel, de boterbloemen. Ze
zijn in de eerste de beste berm wel te vinden
en in het weiland groeien ze soms zo
massaal dat alles overdekt lijkt met een
uitbundig geel waas. Beuterblommen heten
ze in dialect, maar daar schuilt al meteen
een addertje onder het gras. Want nauw
verbonden met de natuur als onze
voorouders waren hadden ze wel degelijk in
de gaten dat er van het bekende gele
bloemetje verschillende soorten bestaan.
Met een "'beuterblomme" wordt de scherpe
boterbloem bedoeld en de nauw verwante
kruipende boterbloem heet in dialect
"pienksterblomme".
Dc familienaam boterbloem heeft niet
in de eerste plaats betrekking op de
kleur, zoals wel eens wordt veronder
steld. De bloemen zijn niet botergeel
maar eerder hard kanariegeel. De bin
nenkant van de kroonblaadjes voelt
vettig aan en aan dat vetlaagje ont
lenen boterbloemen hun naam. Het
beschermt de boterbloem tegen regen
en dat is vooral van belang voor de
vertegenwoordigers van de boterbloe
menfamilie die in het hooggebergte
groeien. Daar leven nauwelijks insec
ten die voor de bestuiving zorgen en
het transport van het stuifmeel naar
de stampers gaat dan via een regen
druppel. Vandaar dat boterbloemen
"7'pc üotcrüLocmcn zijn talrijk m wegüer
bij een regenbui gewoon wijd open
kunnen staan, terwijl andere bloemen
bijv oorbeeld hun kroonblaadjes tegen
elkaar klappen, en als het ware terug
in de knop gaan.
In Zeeland wordt het aantal van tien
verschillende soorten boterbloemen
net niet gehaald. Het meest zeldzame
lid van de familie, de akkerboter
bloem, is al jarenlang niet gevonden,
en het is de vraag of dit zeldzame
akkeronkruid nog wel in Zeeland
voorkomt. Er blijven dan acht soor
ten over, die in voorkomen variëren
van zeer algemeen tot uiterst zeld
zaam.
De soorten die het meest voorkomen
zijn de kruipende boterbloem en de
scherpe boterbloem. Beide soorten
komen massaal voor in bermen en
1
weilanden, maar in hun voorkeur zit v
wel degelijk verschil. De kruipende t
boterbloem groeit het meest op natte a
plaatsen die een deel van het jaar t
onder water staan en heeft daar gezel-s
schap van planten als de witte klaver c
en de krulzuring. De scherpe boter- t
bloem groeit juist bij voorkeur op
goed doorluchte bodem, waar het t
grondwater iets dieper zit, samen metr
rode klaver en veldzuring. Op nog c
wat drogere plekken, bijvoorbeeld op v
zandige dijkhellingen groeit de knol- I
boterbloem. Die is heel makkelijk vanf
de scherpe en de kruipende te onder-1
scheiden, doordat de kelkblaadjes 5
teruggeslagen zijn tegen de steel, ter- f
wijl ze bij de anderen tegen de on- k
derkant van de bloem aangedrukt r
zitten. Maar ook hier schuilt een ad- t
dertje onder het gras. De teruggesla- t
Vertrekpunt excursie
4