ïrlijke processen?
Een laag pionier schor (rechtsonder) en een hoog oud schor linksbovenbij de
Heileg a tspolder, Westerschelde. Het lage schor breidt zich uit terwijl het hogere schor door
klif af slag wordt opgeruimd.
de geulen van de Oosterschelde dan
vroeger. De geulen zitten daarom
'"ruim in hun jas" en passen zich aan.
Daar is een heleboel zand voor nodig
en dat komt door golfwerking van de
platen en slikken die daardoor verla
gen. Golven breken minder op het
slik en vaker tegen het schor, met als
gevolg schorafslag. Uit metingen
blijkt dat elk jaar nu 6 tot 10 ha schor
verdwijnt! In dit tempo zal over 25
jaar nog maar de helft van het huidi
ge oppervlak over zijn. De generatie
hierna zal alleen nog bij Rattenkaai,
de Krabbenkreek en wellicht Slaak
nog kunnen genieten van een schor
van enige omvang.
De groei en afbraak van een
schor
Schorren zijn zeer dynamische gebie
den, dat geldt zowel voor de land-
schapsvormen (morfologie) als voor
de begroeiing. Deze veranderingen
volgen een bepaald patroon, een
soort levenscyclus, en worden aan
geduid als de successie van een schor.
Als een slik hoog en luw genoeg is
geworden kunnen pionierplanten als
slijkgras, zeekraal en zeeaster zich ves
tigen. Losse pollen groeien geleidelijk
aan elkaar en al na enkele jaren kan
sprake zijn van een dichte begroeiing.
Na elke overspoeling blijft slib en
zand achter waardoor het jonge schor
ophoogt.
Door die ophoging neemt het aantal
maar ook de duur van de overspoelin
gen af. Andere soorten planten zoals
gewoon kweldergras, zoutmelde en
zeebies vestigen zich en verdringen
geleidelijk de pioniers. Schorkreken
[versmallen en verdiepen en er ont
staat een patroon van hoge, zandige
en droge oeverwallen en lage, kleiige
en natte kommen. Doordat het schor
ophoogt ten opzichte van het slik,
ontstaat aan de rand een laag klif.
Het schor is nu in zijn mid-life aan
geland. Bij verdere ophoging wordt
het schor alleen nog bij springtij
overspoeld. Veel schorren in de Oos
terschelde en Westerschelde zijn in
dit eindstadium aangeland. De be
groeiing wordt eentoniger: op de
zoute schorren overheerst strand-
kweek en op de brakke schorren riet.
Het klif aan de rand is hoger gewor
den en kalft af. De schorrand ver
plaatst richting de dijk zodat het
hoge en oude schor wordt opgeruimd
en plaatst maakt voor slik. Als het slik
weer voldoende hoog is kan op deze
plek de cyclus opnieuw beginnen.
Schorerosie zorgt daarmee op lange
termijn voor een natuurlijke verjon
ging van schorren.
Vastleggen van schorren
Kiezen voor het vastleggen van
schorren is kiezen voor zekerheid: je
weet wat je hebt en weet wat je
krijgt. Er zijn verschillende soorten
maatregelen denkbaar, van een harde
stenen voet tegen een schorklif (foto)
tot het regelmatig opspuiten van een
laag zand op een slik. Elke maatregel
heeft verschillende gevolgen voor de
omgeving, in de vorm van verstoring,
verzanding, ontgronding enz. Wat ze
allemaal gemeen hebben is dat ze de
natuurlijke processen op de overgang
van schor naar slik sterk aantasten.
Verjonging van het schor is niet meer
mogelijk en na tientallen jaren zien
alle schorren er eender uit: hoog
opgeslibde schorren met een hoge
begroeiing van strandkweek. Voor de
meeste natuurbeheerders is dat geen
aanlokkelijk toekomstbeeld. Begra-
zing met schapen of runderen kan
zorgen voor een kortere en meer
gevarieerde begroeiing, gunstiger
voor veel watervogels. Dit gebeurt al
jaren in grote delen van Saeftinge.
Een andere, veel rigoureuzere maat
regel is het afgraven van een schor,
qua ingreep vergelijkbaar met het
afplaggen van heidevelden. Door ver
laging van het maaiveld wordt het
vaker en langer overspoeld. Andere
plantensoorten grijpen hun kans
waardoor een meer gevarieerd schor
zal ontstaan. Beheersmaatregel op
beheersmaatregel ofwel het "maken
van de natuur". De vraag is wel of dit
nog natuur is? Willen we de schorren
zo naar onze hand zetten, nog los
van de kosten?
11