Zeeland buitendijks,
ïu en later
tor Gert-Jan Buth
e kenmerken en het aanzien van de Zeeuwse wateren zijn de
atste veertig jaar enorm veranderd. Uitgezonderd de
Vesterschelde is een samenhangend systeem van grote
ateren, geheel beinvloed door het getijde-regiem, gewijzigd
een verzameling grotendeels op zichzelf staande deel-
;bieden. Rekreatie, schelpdiervisserij en zeescheepvaart zijn
•g dominante factoren geworden, en er is een Voordelta in
ntwikkeling.
:gen deze achtergrond worden hier-
11 vanuit een natuurbeschermings-
i valshoek een aantal opmerkingen
f maakt over het beleid en beheer
n Zeeland-buitendijks nu en straks.
I >p nationaal en internationaal niveau
1 >men de belangrijkste natuur- en
1 ndschapswaarden van Zeeland
grotendeels buitendijks en langs de
Noordzeekust, inclusief de duinen,
foor. Daarnaast wordt de waarde van
veel binnendijks gelegen natuurgebie
den sterk bepaald door ecologische
relaties met één of meerdere Delta-
wateren. Zo hangt bijvoorbeeld de
enorme vogelrijkdom van geheel
Zeealand grotendeels samen met de
aanwezigheid van de buitendijkse
gebieden. De landschapswaarden van
Zeeland, vlak, open en weids, met
een nog op redelijke schaal aanwezige
gave horizon, worden eveneens in
jterke mate bepaald door de, welis
waar verkleinde, Deltawateren. Een
dergelijk open landschapsbeeld wordt
in Nederland jaarlijks zeldzamer van
wege de toenemende verstedelijking.
Kennelijk vinden veel mensen dat
weidse landschap waardevol, aange
zien 's zomers de meerderheid van de
rekreanten zich op het strand en op
of langs de grote wateren bevindt.
Problemen
In vogelvlucht zijn de belangrijkste
natuurbeheersproblemen van de
Zeeuwse wateren als volgt. In de
Oosterschelde blijft de komende
decennia de oppervlakte aan platen,
slikken en schorren afnemen, omdat
door de aanleg van de stormvloed
kering dit gebied hydrologisch uit
balans is. Het trieste eindbeeld is, en
dan nog zijn de stroomgeulen niet
voldoende verzandt, een Ooster
schelde zonder intergetijde-gebied en
zonder de tienduizenden hieraan
gebonden kustvogels.
In de Westerschelde lijkt ook een
netto verlies aan platen, slikken en
schorren te gaan optreden tengevolge
van de vaargeulverdieping. Daarnaast
vinden hier nu reeds zeer omvang
rijke kanalisatie-werkzaamheden
plaats; de vaargeul wordt vastgelegd
door middel van stortsteen en indus
trie-slakken. Wat betreft de nieuwe
meren is vooral in het Veerse Meer
en het Volkerak-Zoommeer de water
kwaliteit het grote probleem. Aanvoer
van overmatig voedselrijk water dreigt
deze gebieden om te vormen in
meren gevuld met 'groene soep'.
Helder water, rijk aan waterplanten
en een evenwichtige visfauna, is hier
de uitdaging voor de toekomst. In de
Grevelingen gaat, naast optimalisatie
van het waterbeheer (zie elders in dit
tijdschrift), vooral de instandhouding
van een goede balans tussen de
natuur- en rekreatiefunktie van het
gebied een belangrijk punt van zorg
worden. Volgens het nieuwe streek
plan van Zeeland kan de watersport
en de verblijfsrekreatie langs de
Schouwse Grevelingenkust nog flink
uitbreiden, terwijl studies van Rijks
waterstaat aantonen dat plaatselijk nu
reeds de natuurfunktie aangetast
wordt door rekreatie-ontwikkelingen.
In de Voordelta, en de Ooster- en
Westerschelde, lijkt de visserij op in
de bodem levende schelpdieren, zoals
kokkels, spisula's en meshelften, een
reële bedreiging van de natuurfunktie
te gaan vormen. In tegenstelling tot
de mosselcultuur, gaat deze vorm van
visserij gepaard met ingrijpende
bodemverstoring. Afgezien van de
bodemfauna zelf, kan dit negatieve
gevolgen hebben voor de sediment
huishouding van de platen, en voor
de voedselvoorziening van vogels en
Schorren en sterns
Schorren vormen een zeer aanspre
kende component van het buiten
dijkse landschap; zee - land in optima
forma. De begroeiing met hogere
planten geeft deze gebieden een
minder 'bar' uiterlijk dan platen,
geulen en watervlakten. Elders in dit
tijdschrift wordt verder ingegaan op
Oosterschelde-oever: links het schor voor de Oesterput; rechts de inlaag.
21