"Meten is weten" Jon Coosen Met de voorbereiding, plannenmakerij en uitvoering van de Deltawerken is niet alleen de kennis over de waterbewegin gen, de morfologie en de veiligheid enorm toegenomen, maar ook de kennis over de levende natuur. Sinds de jaren 60, toen duidelijk werd dat er grote veranderingen in het Deltagebied zouden gaan plaatsvinden, is het onderzoek naar wat er allemaal kroop, zwom of vloog in Zeeland systematisch uitge voerd. Vanaf 1957 door het Delta Instituut voor Hydrobio- logisch Onderzoek in Yerseke (het huidige Centrum voor Estuarien en Marien Onderzoek). Later (in 1971) kwam daal de afdeling Milieu en Inrichting van de Delta Dienst (DDMI) bij. Deze afdeling is uitgegroeid tot het huidige Rijksinsti tuut voor Kust en Zee (RIKZ). Tussendoor heeft dit onder - zoeks- en adviesinstituut ook nog Dienst Getijde Wateren geheten (DGW). Tegenwoordig is dit Instituut, samen met de Meetdienst Zeeland van de Directie Zeeland verantwoor delijk voor het verzamelen van vrijwel al de gegevens over de toestand van de Zeeuwse wateren. Van 10 minuten- getijde standen, waterkwaliteitsparameters en bodemdierbestanden tot tweewekelijkse zeehonden tellingen: het hoort allemaal tot de monitoringstaak van de Rijkswaterstaat. P roj ectmetingen De huidige meetpraktijk van biologi sche metingen bestaat nog niet zo lang. Enkele reeksen zijn vanuit de waarnemingen van het DIHO voort gezet tot op de dag van vandaag (de vogeltellingen bijvoorbeeld: zie inter mezzo). Maar vaak worden metingen speciaal opgezet om een groot project te begeleiden. Dan wil Rijkswaterstaat weten hoe de toestand van het water systeem voor, tijdens en na een bepaalde ingreep is. Voorbeelden daarvan zijn: de afsluiting van de Grevelingen en de daaropvolgende vraag of dit meer zout of zoet moest worden, het bouwen van de compar- timenteringsdammen en de Storm vloedkering in de Oosterschelde, het ontstaan en inrichten van het Volke- rak-Zoommeer, de effecten van de verdieping van de Westerschelde. Vanuit die projecten is in 1990 een systematisch biologisch meetnet ge groeid. Voordat daar het een en ander over verteld wordt, eerst meer over een belangrijk meetprogramma in de Oosterschelde. Evaluatie Oosterschelde (EOS) Toen de koningin op 4 oktober 1986 de stormvloedkering in de Ooster schelde officieel in gebruik stelde, werd Zeeland "veilig verklaard", maar werd ook een evaluatie over de ont wikkelingen in de Oosterschelde toe gezegd door de Minister van Verkeer en Waterstaat. Ondanks alle zorgvul dige voorspellingen, blet en er toch onzekerheden bestaan. Het unieke karakter van de Oosterschelde was het waard om daar nog zorgvuldig naar te kijken. De evaluatie verscheen in 1991 (Veilig getij) en was gebaseerd op een uitgebreid onderzoeks- en monitoringsprogramma, dat al voor het gereedkomen van de kering en de dammen gestart was. In het algemeen gaf de evaluatie geen aanleiding tot ongerustheid. De Oosterschelde was duidelijk veranderd, maar wel behou den als waardevol getijdegebied. Ondanks de relatief korte periode van de evaluatie werd toch aangetoond dat de ontwikkelingen die waren opgetreden niet alleen verband hiel K nst broed vogels, zoals de kleine mantelmeeuwworden jaarlijks geteld. den met de aanleg van de kering en de dammen, maar dat er veel meer factoren in het geding waren, zoals bijvoorbeeld: zachte en strenge win ters; natte en droge jaren; ontwikke lingen in de economische en recrea tieve sectoren en schommelingen in de kokkelbroedval. Ook werd gecon stateerd dat het nodig is de vinger aan de pols te houden. Door het Monitoringsprogramma Waterstaat kundige Toestand van het Land (MWTL (zie onder) gebeurt dit nu. De belangrijkste aandachtspunten voor de Oosterschelde zijn hierbij: de vormveranderingen van platen, slikken en schorren; de ontwikkelin gen in aantallen watervogels; de ver anderingen in schorvegetaties en de ontwikkelingen in de productiviteit van plankton en bodemdieren. In 1997 is op basis van deze voort gaande monitoring een tweede toe standsrapport van de Oosterschelde verschenen. Monitoring Waterstaatkun dige Toestand van het Land Bij het beoordelen van de effecten van bepaalde ingrepen blijkt telkens 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1998 | | pagina 3