Vertrekpunt excursie. Net als Engels slijkgras is het een pionier, die zich kan vestigen op overigens nog geheel onbegroeide bodem. Op slibrijke plaatsen is Engels slijkgras de zeekraal voor, maar in zandige omstandigheden speelt de zeekraal de eerste viool. Al spoedig verschijnt er gezelschap, in de vorm van de zeeaster, die net als zeekraal vaak als groente verzameld en gegeten wordt. De zeeaster heet in dialect "lamsoor", en dat leidt nogal eens tot misverstanden, omdat de naam lamsoor in plantenboeken voor een heel andere soort gebruikt wordt, die eveneeens op het schor groeit. We komen die echte lamsoor tegen zodra het schor wat hoger opgewassen is. In de kommen groeit de lamsoor dan in gezelschap van gewoon kweldergras, schorrezout- gras, zeeweegbree, melkkruid, ge rande schijnspurrie en een laatste polletje Engels slijkgras. De schor begroeiing is dan op haar mooist, want als de aanslibbing verder door zet raken de kommen compleet over groeid met een soort ministruik; de gewone zoutmelde. Die was al ver schenen op de oeverwallen, zodra het schorrekruid, door de voortgaan de opslibbing van de oeverwallen naar de kommen verhuisd was. De oeverwallen slingeren dan als zilver grijze linten door het schor, en zijn van verre herkenbaar. Naarmate de opslibbing doorgaat worden de oeverwallen steeds beter doorlucht en steeds zandiger. Dan verschijnt daar de prachtig zilver kleurige zeealsem, in gezelschap van het zilt rood zwenkgras. Vooral in de wat lagere buitenbochten van de oeverwallen houdt de zoutmelde dan nog stand, en dat is het moment dat op de oeverwallen de variatie maxi maal is. Maar ook daar komt de klad in bij verdergaande opslibbing. De kreken treden nauwelijks meer buiten hun oevers en op de oeverwallen wordt volop vloedmerk afgezet. Het wordt al snel een eenvormige boel van de flink uit de kluiten gewassen strandkweek, met hier en daar veld jes spiesbladmelde, die de plekken markeren waar het meeste aanspoel sel neerkomt. Op zo'n hooggelegen schor blijft de plantengroei alleen gevarieerd als er begrazing plaats vindt. Dat is het geval in natuurlijke omstandigheden, als vanuit bossen langs de oever grote grazers het schor intrekken. Maar dat is een situatie die in Nederland alleen in een heel ver verleden ooit aanwezig moet zijn geweest. Al meer dan dui zend jaar wordt de rol van natuur lijke grazers overgenomen door vee houders. Vooral schaapskudden vormden tot halverwege de twintig ste eeuw een prima equivalent voor natuurlijke begrazing van hoge schor ren. Door economische ontwikkeling en in de landbouw is begrazing van buitendijks gebied niet meer kosten dekkend. En dat klemt temeer, om dat de Deltawateren als gevolg van inpolderingen enerzijds en voort durende verdiepingen anderzijds steeds krapper in hun jasje zijn komen te zitten. Schorren met alle niveaus vanaf de allereerste planten groei tot de hoogst opgewassen oeverwallen worden ook in het Deltagebied, steeds zeldzamer. En van de plaatsen waar alle wordings stadia nog te bewonderen zijn, vor men de schorren voor de Paulina- polder, westelijk van Terneuzen. Daarheen gaat onze schorrenplanten- excursie op zaterdag 26 september om 10.00 uur. Het vertrekpunt staat aangegeven op het kaartje bij dit artikel. Zeeaster Terneuzen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1998 | | pagina 9