In 1890 begon de winter al op 22
november, de kou eindigde op 22
januari maar leidde wel tot de
koudste decembermaand aller tijden.
De mens probeert altijd het weer
voor de komende winter te voor
spellen. Onze voorouders deden dat
door naar de natuur en de gedra
gingen van dieren te kijken.
Veel eikels zouden op een strenge
winter wijzen, vriesganzen zouden
barre kou aankondigen. We weten nu
dat veel eikels het gevolg zijn van
een gunstig groeiseizoen en dat
vriesganzen wegtrekken zodra bij
voorbeeld in Zuid-Scandinavië de
vorst invalt, maar dat dat niets zegt
over de weersontwikkelingen in Ne
derland. Ook de voorspellende waar
de van duizenden weerspreuken is
zeer gering. Tegenwoordig rekenen
de grootste computers ter wereld
aan seizoensvoorspellingen maar de
resultaten zijn niet bemoedigend.
Voor de komende winter zijn inmid
dels 30 berekeningen gemaakt door
de Europese weercomputer in Rea
ding: 15X werd een zachte, 15X een
koude winter berekend, met andere
woorden: het kan vriezen, het kan
dooien.
tijdvakken met veel en tijdvakken
met weinig koude winters aan te
wijzen. Zo waren er strenge
winters in de periode 1751-1775,
1800-1825 en 1940-1965. In de
periode 1851- 1925 en 1965-1998
kwamen veel zachte en maar weinig
koude winters voor. Dit alles moet
worden toegeschreven aan een na-
tuurllijke schommeling in ons kli
maat.
Heel bijzonder waren de drie koude
winters gedurende de Tweede
Wereldoorlog: de winters van 1939-
1940, 1940-1941 en 1941-1942 waren
zeer koud. De winter van 1946-1947
was streng met in februari veel ijs op
de Noordzee. De veerdienst Vlissin-
gen-Breskens moest worden gestaakt
omdat in de haven van Vlissingen
zich een laag ijs van 40 a 50 centi
meter gevormd had.
Vlissingen
voorkwam wel
eens een uur
tegen normaal
20 minuten.
In het boek
'Bar en Boos'
van J. Buisman
komen we iets
te weten over
de strenge
winters in een
ver verleden. In de winter van 1407-
1408 werd Zeeland geteisterd door
tien weken vorst en sneeuw, in de
winter 1506-1507 was het zo zacht
dat de violen in januari al bloeiden.
In 1511 reed men van Hantwerpen tot
der Goes over het ijs, in november
1570 werd Zeeland getroffen door de
Allerheiligenvloed, de winter van
1708-1709 is een van de felste
winters van de 18e eeuw, in 1740
beleefden we zes maanden poolkou
gevolgd door de koudste zomer van
de eeuw. Januari 1823 is de koudste
januarimaand uit de geschiedenis, de
winter van 1829-1830 is de koudste
winter uit de geschiedenis, de kou is
niet zo fel maar duurt extreem lang.
In 1845 beleven we de koudste
maand maart sinds eeuwen.
Februari 1956 was met een gemid
delde etmaaltemperatuur van -4,8
graden de koudste sprokkelmaand
sinds het begin van de metingen in
1706. Gedurende de nachten vroor
het in Vlissingen meer dan 10 gra
den. Opnieuw was er veel ijs in de
Zeeuwse stromen.
In de winter van 1962-1963 moesten
de veerdiensten over de Zandkreek
en de Oosterschelde worden stop
gezet. Een isolement van Schouwen-
Duiveland kon worden voorkomen
doordat de stoomboot Zijpe met
behulp van een ijsbreker de dienst
kon blijven onderhouden. Ook Vlis-
singen-Breskens bleef in de vaart al
duurde de overtocht eind januari
toen veel drijfijs op de rede van