De vliegenzwam; biologische bestrijding mavant la lettre ijd uitscheidt om de kruimels die ze an ons jatten makkelijker te kunnen opnemen met de zuigsnuit. Huisvliegen gelden dan ook als rotentiële overbrengers van allerlei iekten, maar in de praktijk loopt het veelal zo'n vaart niet. Wel een echt gevaar vormde tot in deze eeuw de malariamug. Als liefhebber van brak water kwam die in onze kustprovincies talrijk voor. In de tachtigjarige oorlog sneuvelden veel Spaanse soldaten aan de beruchte Zeeuwse- of derdedaagse koortsen. Voor de inheemse bevol king verliep de ziekte vaak minder fataal, omdat die een natuurlijke immuniteit hadden opgebouwd. Maar eeuwenlang werd de mug beschouwd als een vrijwel onuitroeibaar gevaar voor de volksgezondheid. Toch best verwonderlijk als je realiseert dat die inheemse malaria alleen optrad als je tientallen keren per dag gestoken werd door een mug die het virus bij zich had. Net als bij de steekmug zijn het trouwens uitsluitend de dames die steken. Pas in deze eeuw werd de malariamug uitgeroeid, niet zelden met heel rigoureuze middelen. Zo werden in Noord-Holland bijvoor beeld sloten en plassen overdekt met een laag petroleum om de in het water levende larven te doden. Biologische bestrijding Klein gespuis wat ons te na komt wordt vanouds op allerlei manieren bestreden. In principe ging het dan om "biologische bestrijding avant la lettre". Vooral op de zandgronden groeit onze bekende rood-met-witte- stippen-paddestoel, de vliegenzwam. Die kreeg zijn naam niet voor niets: al in een ver verleden werd de hoed in een schoteltje melk gedompeld, waarbij de gifstoffen van de padde stoel in de melk trokken. Vliegen die vervolgens van de melk kwamen snoepen moesten dat met de dood bekopen. Langs de kust gold de zeealsem als een probaat insektenwerend middel. Deze algemeen verbreide kustplant werd gebruikt als strooisel in stallen en hondenhokken om daar de insecten weg te houden. In met zeegras gevulde matrassen werd de zeealsem bijgemengd om de bedden vrij van vlooien en ander ongedierte te houden. De plattelandsbevolking ontwikkelde een simpele maar verbazend effec tieve manier om de wintervoorraden tegen klein gespuis zoals muizen en ratten te beschermen. De inzet van een schuurkat, die zelf maar moest zien dat-ie aan de kost kwam lijkt achteraf misschien erg voor de hand liggend, maar in feite was het een geniale vondst. Op hetzelfde patroon wordt voortgeborduurd door moder ne glastuinbouwers die roofwantsen of sluipwespen inzetten voor de bestrijding van schadelijke insecten. Na een periode waarin voor alle pro blemen met klein gespuis de gifspuit ter hand werd genomen is er her nieuwde aandacht voor biologische bestrijding. Eén van de mooiste voorbeelden vormt bestrijding met behulp van feromonen of lokstoffen. Veel vrouwelijke insecten produceren stoffen die de mannelijke individuen aanlokken voor de paring. Dergelijke sexparfums komen bijvoorbeeld voor bij de fruitmot, een klein nacht vlindertje dat veel schade in boom gaarden kan aanrichten. Het is moge lijk om het overgrote deel van de mannetjes in een boomgaard met behulp van lokstoffen weg te van gen, maar dan ontstaat er alleen maar een nieuw probleem. Een boomgaard vol met vrijgezelle damesmotjes blijft bij de heren niet lang onopgemerkt. Daarom wordt een andere list toe gepast. Verspreid door de hele boomgaard worden kleine flacon netjes met feromonen opgehangen. Op die manier blijkt het mogelijk om mannetjes die op zoek zijn naar een partner compleet van de wijs te brengen, zodat het voortplantings- succes van de schadelijke motjes enorm keldert. Een andere manier is om de gevangen mannetjes chemisch te steriliseren en vervolgens weer vrij 5 te laten. Weliswaar klinkt dat alle maal niet erg diervriendelijk, maar het is verre te verkiezen boven al lerlei vergiften die met het schade lijke gespuis ook al de roofvijanden opruimen, tot en met vogels en zoogdieren toe. Eten en gegeten worden Biologische bestrijding werkt in de meeste gevallen via de inzet van natuurlijk vijanden. Dat kan omdat ons klein gespuis onderdeel uitmaakt van de totale levensgemeenschap, waar het steeds weer een kwestie is van eten en gegeten worden. Om te beginnen vreten insecten elkaar en masse op. Langs de waterkant is het niet moeilijk om libellen te ontdek ken die zich te goed doen aan kleine vliegen en muggen. Limonadewespen zijn ook notoire rovers, die zelfs dazen en bromvliegen op hun menu hebben. Bladluizen worden massaal verdelgd door larven van zweef vliegen en lieveheersbeestjes. Een fraai gekleurde graafwesp, de rupsendoder heeft het op allerlei rupsen voorzien. Rupsen onderling kunnen er trouwens ook wat van: van veel uilen staan de rupsen bekend als moordrupsen, die het op andere rupsen voorzien hebben. De hyena in bos en park en het rietlui paard in moerassen zijn voorbeelden van dergelijke moordrupsen. En dan zijn er natuurlijk de vogels. Zwaluwen, tuinfluiters en nachtegalen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 1999 | | pagina 5