Agrimonie op
een dijktalud
Kattedoorn;
een soort van
schrale,
beweide dijken
dijkvak ten westen hiervan. Dit zeer
steile dijktalud wordt jaarlijks ge
maaid door vrijwilligers van Stichting
Landschapsbeheer Zeeland.
Doornzaaddijken
Binnen de gemeente Goes zijn er
enkele dijken welke als zogenaamde
'doornzaaddijk' getypeerd kunnen
worden, onder andere door het
voorkomen van Knopig doornzaad.
Doornzaaddijken zijn steeds beweid
en vooral vol op de zon komen ze
goed tot ontwikkeling. Genoemd kan
worden de dijk aan de noordzijde
van de Oostpolder en de complete
dijk aan de noordkant van de Noord-
Kraaijertpolder.
Het knopig doornzaad is er bijzonder
talrijk. Hier wordt ook het blauw
walstra aangetroffen. Andere bege
leidende soorten zijn er echte kruis-
distel, ijzerhard, gevlekte rupsklaver
en kattedoorn. Ook de noordweste
lijke dijk van de Oud-Sabbingepolder
kan als een 'doornzaaddijk' worden
gekarakteriseerd al is deze iets
minder optimaal ontwikkeld.
Marjoleindijken
'Marjoleindijken' kunnen zowel op
beweide dijken als op hooilanddijken
tot ontwikkeling komen. Zelfs dijken
zonder enige vorm van beheer, en
die dus aan het verruigen zijn,
kunnen nog lang elementen van de
'marjoleindijken' in zich hebben.
Fraai ontwikkelde voorbeelden, met
uitbundige groeiplaatsen van wilde
marjolein, zijn de dijk tussen de
Oude- en de Noord-Kraaijertpolder,
de noordelijke dijk van de Ankevere
polder en hier en daar aan de Oude
Zeedijk ten zuiden van de Ooster-
schenge. Bijzonder fraai is de dijk
aan de noordkant van de Stelle-
polder. Begeleidende soorten zijn er
gewone agrimonie, knoopkruid,
gewone bermzegge, kattedoorn, rode
ogentroost, gele morgenster en
goudhaver. Hier is tevens een groei
plaats van bevertjes, welke ook nog
te vinden is op de dijk aansluitend,
richting noordoost.
Bijzondere waarnemingen
Naast vorengenoemde inventarisatie
resultaten vallen ten aanzien van de
verspreiding van Rode-lijst soorten
nog de volgende groeiplaatsen op.
Op de Kattendijkse dijk komt ter
hoogte van de Deesche Watergang
een vrij forse groeiplaats van stin
kende ballote voor. Deze dijk valt
verder op door het voorkomen van
paarse morgenster en donderkruid,
die elders slechts sporadisch voor
komt. Aan de noordkant van de
Zuidvlietpolder groeit massaal dub-
belkelk, welke onder meer verder
nog te vinden is, zij het met weinig
exemplaren, langs de Kalversdijk.
Bijzondere milieuomstandigheden
Veel van de zogenaamde dijksoorten
zijn warmteminnende soorten waar
van het centrum van hun versprei
dingsgebied veel zuidelijker ligt.
Nederland ligt aan de noordgrens
van hun areaal, waardoor ze vooral
of uitsluitend kunnen groeien onder
de meest warme omstandigheden.
Dit betekent dat ideale groeiplaatsen
gevormd worden door een dijk zon
der of met weinig bomen (schaduw),
een expositie op het zuiden en een
eerder zandige dan kleiige bodem
samenstelling. Een soort als het
knopig doornzaad bijvoorbeeld staat
op 'n enkele dijk massaal op het
zuidtalud, maar ontbreekt geheel op
het noordtalud. Door het groot
aantal dijken en de steeds wisse
lende omstandigheden wat betreft
bodemsamenstelling en expositie,
ontstaat er een grote diversiteit aan
plantengroei.
Beheer is bepalend voor de
actuele vegetatie
Naast bodemsamenstelling en expo
sitie speelt het beheer een cruciale
rol. Hierbij wordt onderscheid ge
maakt tussen het uitwendig en het
inwendig beheer. Bij de eerste speelt
bijvoorbeeld de natte en zure
depositie van verzurende stoffen een
rol. Daarnaast kan het naastliggende
bouwland via inwaaien van mest
stoffen en bestrijdingsmiddelen een
schadelijke invloed hebben. De aan
wezigheid van bomen heeft grote
invloed op de floristische waarde van
een dijkvegetatie. Bomen hebben
schaduw tot gevolg en daarmee
grote invloed op het microklimaat
(minder warm). Het beheer van de
dijken zelf bepaalt nog in sterkste
mate of de dijkflora goed tot ontwik
keling kan komen. Er zijn dijken