OP ZOEK NAAR...
LENTEBODEN
DOOR CHIEL JACOBUSSE
begint de lente? Op onze kalender is dat volkomen eenduidig, maar als je naar de natuur kijkt,
valt er over te twisten. Als op de kalender nog maar net de winter aangebroken is, staan bij zacht weer de
eerste sleutelbloemen alweer te bloeien. En zodra de dagen gaan lengen, is dat te merken aan plant en dier.
Het bos van ons Landgoed Landlust
kent in feite twee momenten dat de
lente op haar toppunt is. Het eerste
is rond midwinter als de bosbodem
overdekt is met een tapijt van
sneeuwklokjes, het tweede hoogte
punt valt in de eerste helft van mei
wanneer het fluitekruid bloeit. Half
februari is op Landlust een ideaal
tijdstip om de geneugten van het
Bakkruudje of sleutelbloem. In Zeeland bakte men
vroeger bij feestelijke gelegenheden sleutelbloemen
mee op het beslag van pannenkoeken.
(Chiel Jacobusse)
In januari bloeien de sneeuwklokjes,
in februari begint het speenkruid en
het klein hoefblad en rond half
februari laten zich bij goed weer ook
de eerste hommelkoninginnen en de
kleine vossen zien. Nog geen maand
later komt de bruine kikker tevoor
schijn en zingt in de boomtoppen de
eerste tjiftjaf. In het weiland wordt
het eerste kievitsnest gevonden. Op
de kalender is het nog steeds winter,
maar iedereen die van het buiten
leven houdt, krijgt dan al volop
lentekriebels. De komst van de eer
ste boerenzwaluw valt zo'n beetje
samen met het officiële begin van
de lente.
prille voorjaar te proeven.
Toegegeven, erg veel is afhankelijk
van de weersomstandigheden. Maar
het kan haast niet missen of de
grote lijsters zijn bezig met het afba
kenen van het territorium. De melo
dieuze zang valt zo goed te beluis
teren doordat de meeste andere
vogels er zo vroeg in het jaar het
zwijgen toe doen. De heggemus en
de winterkoning laten zich weliswaar
horen, maar echt serieus is dat nog
niet. In feite zijn het nog maar de
eerste proefballonnetjes voor de ves
tiging van een territorium. Het stac
cato-lied van de zanglijster dat nog
maar mondjesmaat te horen is, kan
juist nu prima vergeleken worden
met het veel vloeiender en melo
dieuzer gezang van zijn grote broer.
De roffels van de grote bonte specht
hebben dezelfde bedoeling als de
zang van andere vogels, namelijk het
afbakenen van een territorium. In
Landlust valt heel wat te roffelen,
want in en rond het tamelijk kleine
bos huizen diverse broedparen, die
elkaar het beste plekje bestrijden.
Echte bosbewoners zijn ook de
staartmezen. In de winter scharrelen
ze rond in gemengde troepen met
pimpel- en koolmezen, goudhaantjes
en een enkele boomkruiper. Door
hun voortdurende hese "shruuuup"
verraden de staartmezen hun aan
wezigheid.
Zo heel vroeg in het voorjaar begin
nen die winterse vogelgezelschappen
langzamerhand wat uiteen te vallen.
De schelle zang van de koolmees
klinkt van twee, drie verschillende
kanten en de staartmezen zijn de
taxushaag aan het inspecteren voor
een goed plekje voor het bolronde,
met korstmossen beklede nest. De
boomkruiper klimt als een klein
spechtje tegen de dikke eiken- en
beukenstammen en voor geoefende
oren is het niet moeilijk om het ijle,
bescheiden liedje op te merken
tussen al die andere vogelstemmen.
Sneeuwklokjes. (Chiel jacobusse)