BI
Oude moerneringspatronen
bij het verdronken
dorp Valkenisse
(foto jan Hendrik Guiljam)
wij als 2ie-eeuwers op eenzelfde
wijze als bijproduct van onze
cultuur iets positief zullen toe
voegen aan de waarden van het
landschap. Het fysieke overleven in
deze tijd is niet meer dezelfde
opgave die het in vroeger eeuwen
was, toen de zee een voortduren
de, levensgevaarlijke bedreiging
vormde. Het bepaalt ook niet meer
de verandering van het landschap.
Het economisch belang is echter
nog als vanouds in belangrijke
mate bepalend voor de ingrepen
die in het landschap plaatsvinden.
Al te gemakkelijk kan dat in onze
tijd leiden tot een achteruitgang
van de visuele kwaliteit van het
landschap.
Projectontwikkelaars zien altijd
weer nieuwe kansen voor het
zoveelste bungalowdorp, bij elke
boerderij kan wel een minicamping
komen, ieder burger wil wel zijn
bouwkavel op de grens van dorp
en buitengebied, en elke gemeente
ziet een gouden toekomst voor het
eigen, nieuw aan te leggen
industrieterrein. Voordat we het
beseffen, is wat resteert aan
aantrekkelijk landschap beperkt tot
snippers reservaat in een verder
uniforme en onaantrekkelijke om
geving.
Natuurbescherming in reservaats-
en beheersgebieden alléén kan
nooit voldoende zijn voor het
handhaven van een aantrekkelijk
landschapsbeeld, in welke provincie
dan ook. Onze samenleving zou
daarom veel nadrukkelijker dan nu
het geval is, het landschapsbeeld
mee moeten nemen in de ont
wikkeling van stad en platteland,
meer expliciet moeten streven naar
het mooi houden en mooi maken
van het landschap. Waarom zou het
in onze nieuwe eeuw onmogelijk
zijn om een waardevolle landschaps
erfenis voor de toekomst na te
laten?
Dr. M.A. Hemminga is directeur van
Het Zeeuwse Landschap.
(foto Chiel Jacobusse)
Een laag greppeltje in een stukje
hobbelig weiland van de Yerseke
Moer, ontstaan als gevolg van
moernering. Smalle stroken tussen
moerneringsblokken deden dienst
als legakkertjes; daar werd het
veen in de ondergrond niet
weggegraven. Eeuwen later blijken
deze legakkertjes juist het sterkst
te zijn ingeklonken, vanwege de
hoeveelheid veen in de onder
grond. Het zijn nu smalle grep
peltjes geworden, aan de hand
waarvan moerneringspatronen uit
de late Middeleeuwen nog altijd
herkend kunnen worden.
JK