RETRANCHEMENT, EEN FLORISTISCHE PAREL IN DE POLDER %r. DOOR AWIE DE ZWART chter de ruisende knotwilgen slaat de klok van het zadelkerkje de tijd. Een vlucht roepende kauwen zeilt vanachter de daken over de wal. Langzaam slenter ik, licht voorovergebogen, door de vegetatie. De loep bungelt aan het koordje en in m'n rechterhand houd ik het notitieboekje stevig beet. De zon brandt voelbaar in de nek. Afgelopen jaar (1999) is door mij het hele historische wallencomplex van Retranchement op planten onderzocht. De wallen van Retranchement zijn een complex gebied. Diverse biotopen lig gen op een kleine oppervlakte gebroe derlijk naast elkaar. Zandige bodem en een ondergrond van klei. Zonnige war me waltaluds op het zuiden tegenover koele hellingen met zicht op het noor den. Open stukken afgewisseld met haagstruweel, solitaire struiken en knotwilgen. Een droog fort met aan de voet een drassige oever die overgaat in de permanent natte veste en drink putten. Binnen dit kader van uiteen lopende biotopen heeft een groot aantal planten onderdak gevonden. Een rijkdom die zorgvuldig door de Stichting Het Zeeuwse Landschap wordt beheerd. Wilde hyacint Vooral koeien vormen in het beheer (Awie de Zwart) een belangrijke schakel. Met hun graasgedrag zorgen ze voor een divers en aantrekkelijk mozaïekpatroon in de vegetatie. Kort tot zeer kort gegraasde vegetatie wordt afgewisseld met ruige begroeiing langs randen, heggen en solitaire struiken. Op de taluds verschijnen opengetrapte looppaadjes en afgetrapte steilkantjes en in de vochtig tot natte oevers treden plas- draslandschapjes op door insporing van de hoeven. Naast de invloed op het landschap heeft het graasgedrag ook een belangrijke invloed op de soortenrijkdom van het gebied. Dominante soorten (grassen e.d.) worden door de grazende dieren kort gehouden zodat andere, vaak kleine fragiele plantjes, zich kunnen mani festeren zonder door de concurrentie te worden weggedrukt naar de marge. Daar waar de vegetatie open wordt getrapt manifesteren zich de pionier soorten en de onvermijdelijke uit werpselen zorgen weer voor een tijdelijke bemesting waar doordouwers van profiteren. De eerste bezoeken hadden plaats in het vroege voorjaar. Naast de te verwachten soorten als maarts viooltje en speenkruid bleek onder het ge boomte ook een aantal ontsnapte tuin- delinquenten te groeien. De bolgewas- jes sneeuwklokje, boerencrocus, blauwe druifjes en wilde hyacint doken met enige regelmaat op tussen het frisse groen van het fluitenkruid. De aanzet voor een soortenlijst is gezet. In april ontluiken in het groene tapijt binnen enkele dagen tijd tienduizen den paardebloemen. Aan de meidoorn verschijnen de eerste tere blaadjes en op de wallen ontsnapt de licht giftige scherpe boterbloem aan de vraat van de zojuist gearriveerde koeien. Massaal doen zij zich tegoed aan het malse gras wat enkele van hen be kopen met een onvervalste buikloop. Opzichtig gevolgd door een stel nieuwsgierige dikbillen doen we een leuke vondst. Op een schraal steil- kantje groeit een klein plantje van de steenbreekfamilie: het kandelaartje. De minuscule rode vleesachtige blaadjes steken scherp af tegen de groene omgeving. Samen met de vele tientallen witte bloempjes weet het plantje de aandacht te trekken. Onder de afrastering groeit nog meer klein spul. Veldereprijs en gewone veldsla zijn het talrijkst. Ook de lichtblauwe speldenknoppen van het ruw vergeet- me-nietje doen bescheiden van zich spreken. De lijst groeit inmiddels snel. Naast zeldzame (Rode Lijst) soorten worden ook vele gewone soorten toegevoegd. Kruipende boterbloem, grote brand netel en akkerdistel worden genoteerd. De laatste is een lastige "vuulte" die door maaien en afvoeren inmiddels redelijk onder controle is. Maar een streng regime blijft geboden. In de drinkputten komt het leven op gang. In het heldere water van de ge restaureerde veste aan de Noordstraat ontwikkelen zich grote matten krans- wier. Een moeilijk op naam te brengen wier dat alleen gedijt in helder, schoon en relatief voedselarm water. In de wat oudere poelen staat de zilte waterranonkel in bloei en verovert het aarvederkruid onder water de diepere delen van de put. Aan de oever ont snappen kleine wolkjes stuifmeel aan de pollen gewone waterbies die als schiereilandjes in de drinkpoel staan. De dagen worden steeds langer en de schaduwen korter. Op het fort staat het kamgras massaal in aar en op een zandig afgetrapt kantje trekt een lint van klaproos een rode streep over de wal. De lijst zwelt aan, het strepen gaat met een soepele regelmaat. Op de meeste plaatsen is de invloed van de koeien nu goed zichtbaar. Schrale hellingen staan er kort bij. Hopklaver en rode klaver drukken zich tegen de grond in de hoop te ont snappen aan de grazers. Fier rechtop staat de zeldzame parasiet klaver vreter. De geelbruine profiteur die leeft

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap | 2000 | | pagina 20