Blauwborst. (Chris Schenk)
Steenuiltje.
(Fred Schenk)
Gemiddeld brengen steenuilen drie
jongen per seizoen groot. De jongen
vestigen zich binnen enkele tientallen
kilometers van hun geboorteplaats.
De winters spelen een belangrijke rol
in het leven van een steenuil: strenge
kou en veel sneeuw zorgen ervoor
dat het voedsel ontbreekt of niet
bereikbaar is. Hij leeft van kleine
knaagdieren (muizen), insecten, wor
men en jonge vogels.
Cassetterecorder
Onderweg naar "Truzement" wordt
het bandje nog eens getest op de
Terhofstededijk, een dijk met hon
derden knotbomen bij een voor ons
bekend steenuil-territorium. Al snel
wordt de roep uit de cassetterecorder
van de auto beantwoord door een
luide, langgerekte territoriumroep:
kuuuuup. Op Retranchement wordt
deze methode meerdere keren her
haald. Doordat we ons verspreiden,
kunnen we de plaatsen beter lokali
seren. Verrekijkers zijn in het maan
licht overbodig. In ons telgebied
bevinden zich 182 oude knotbomen
en zo'n 200 jonge. De bewoners van
het zo rustige dorp moeten zich die
avond hebben afgevraagd wat er bui
ten allemaal aan de hand was, van
links en rechts roepen de steenuilen
kuuuuup afgewisseld door een lok
roep kieuw. Op de 'iepenwal', een
gedeelte met bunkers, struweel, knot
bomen en meidoornheggen reageert
er ook één. Verbaasd zijn we als we
om de vijf seconden een zacht oeoe-
oe... horen: er zit ook een ransuil te
zingen.
In het totaal levert deze avond ons
één paar ransuilen en negen paar
steenuilen op, waarvan zeven in het
door ons te inventariseren gebied.
De knotpopulieren zijn favoriet.
Tijdens de volgende rondes worden
er geen nieuwe territoria meer binnen
ons gebied aangetroffen. Wel worden
er nog twee paar elders in de omge
ving gevonden, wat het totaal van
Retranchement op elf paar brengt.
Binnen ons telgebied maakten de
steenuilen alleen gebruik van natuur
lijke nestholtes in knotbomen, van de
vier daarbuiten werden er nog twee
aangetroffen in oude schuurtjes.
Naarmate we verder in het seizoen
komen veranderen de late avond
wandelingen in vroege vogelrondes.
Om vogels als heggemus, winter
koning en merel te tellen moet je
er vroeg bij zijn.
Kwik-me-dit
's Ochtends vijf uur, de krantenloper
is nog niet eens op. Het is nog best
fris om notities te maken, maar de
merels wachten niet op ons. Van één
uur voor zonsopgang tot zonsonder
gang zingen ze massaal. Ook nu weer
zaak om ons op te splitsen. Binnen
één uur is het gebied niet af te lopen.
Opnieuw moeten we het van onze
oren hebben, want het is nog donker.
Is dat vogels kijken wel zo leuk? Het
begint te schemeren en mijn aandacht
wordt gevestigd op een groepje
scheldende merels en mezen. Ze pro
beren een steenuil te verjagen die
het mogelijk op hun jongen heeft
voorzien. In de rietkraag van de veste
zingt een blauwborst, een broedvogel
van vochtige rietlanden en verruigde
zoetwatergebieden.
Tijdens één van mijn vroege rondes
hoor ik een snel ritmisch kwik-me-dit,
kwik-me-dit. Het is in het "Zwin
straatje", een ruig weitje met aan de
ene kant het kanaal en aan de andere
kant een dichte meidoornheg. Het
geluid is mij niet bekend, het lijkt op
dat van een hoenderachtige.
Pas thuis en na wat navragen wordt
het duidelijk dat het een kwartel is.
De kwartel is een kleine hoender
achtige die broedt op de grond. Ze
arriveren soms laat uit hun over-