OVERZOMERENDE GANZEN:
SUCCES EN PROBLEEM
DOOR GERT-JAN BUTH
laatste jaren zijn in verschillende delen van Zeeland overzomerende, al of niet broedende ganzen
waar te nemen. Het betreft voornamelijk de grauwe gans. Broedende grauwe ganzen horen van oorsprong thuis
in Nederlandse moerasgebieden. In de eerste helft van de vorige eeuw verdween de soort hier als broedvogel
van het toneel, om vanaf de jaren vijftig weer geleidelijk terug te keren. Vooral de laatste tien jaar is het aantal
broedparen flink toegenomen; een natuurontwikkeling waarmee we blij zijn. Echter, met het toenemen van het
aantal overzomerende ganzen nam ook de mate van landbouwschade toe. Hierdoor zijn gerichte beheersmaat
regelen noodzakelijk geworden.
De grauwe gans is een vegetariër. De
Nederlandse broedbiotoop bestaat
meestal uit ondiepe wateren met een
riet- of biezenvegetatie, en grasland
in de nabijheid. Afgezien van bio-
diversiteitsbelangen, kunnen ganzen
een belangrijke ecologische factor in
natte natuurgebieden vormen. Zo
kunnen ze, meestal in samenspel
met een wisselend waterpeil in het
betreffende gebied, riet- en biezenve-
getaties plaatselijk geheel afgrazen,
gevolgd door een, ecologisch nood
zakelijke, vegetatieve verjongingsfa
se. Voor graslandgedeelten in natuur
gebieden vormen ganzen natuurlijke
Baarzandse Kreek
(Chiel jacobusse)
grazers, waardoor een gevarieerd
patroon van vegetatiegemeenschap
pen kan ontstaan.
Concentratiegebieden
De terugkeer van de grauwe gans in
Zeeland is mede veroorzaakt doordat
vanuit het Belgische Zwin-vogelpark
vanaf 1956 vogels uitgezet werden.
Later sloten wilde vogels zich hierbij
aan. Landelijk kreeg de vestiging van
de grauwe gans als broedvogel voor
al in de jaren zeventig van de vorige
eeuw een impuls door de droogval
lende IJsselmeerpolders en de ont
wikkeling van het grootschalige moe
rasgebied de Oostvaardersplassen.
In Zeeland zijn drie concentratiege
bieden voor overzomerende ganzen
ontstaan: geheel Zeeuws-Viaanderen,
waar gebroed wordt in de vele kreek-
gebieden en Saeftinghe, in en rond
het Krammer-Volkerak, met groot
schalige natuurgebieden als de
Slikken van de Heen en de Kram-
merse Slikken, en een wat kleinere
regiopopulatie op Noord-Beveland,
waar gebroed wordt in de inlagen.
De Zeeuws-Vlaamse populatie vormt
één geheel met de ganzen die in de
aangrenzende Belgische kreekgebie-
den en de Zwinstreek verblijven.
Waarschijnlijk vormen de broedende
vogels een min of meer standvastige
regiopopulatie. Of dit ook het geval
is voor de niet-geslachtsrijpe vogels
die hier zomers verblijven is nog niet
duidelijk. Om onder andere hiervan
een beter beeld te krijgen voert het
onderzoeksinstituut Alterra onderzoek
uit naar het gedrag, de verplaatsin
gen en de populatieontwikkeling van
de grauwe gans in het Krammer-
Volkerak en directe omgeving. De
onderzoeksresultaten zullen binnen
kort beschikbaar komen.
Slim
Weliswaar neemt de laatste jaren de
oppervlakte natuurgebied in Zeeland
toe, maar deze uitbreiding houdt
geen gelijke tred met de toename
van het aantal overzomerende grau
we ganzen. Zo grazen ganzen niet
alleen in de natuurgebieden, maar
ook op omringende landbouwper-
celen, vooral op tarwe- en graszaad
percelen en productie-graslanden.
Grauwe ganzen zijn slim en kunnen
goed inspelen op nieuwe situaties,
ze kunnen 25-30 jaar oud worden,
en ze hebben in Zeeland (nog) geen
natuurlijke vijanden (zoals onder
andere de vos). Daarnaast vormen
onze natuurgebieden optimale
"rusteilanden" in een "zee" van aan
trekkelijke, voedselrijke landbouwge
wassen. Kortom, een prima uitgangs
situatie voor een sterke ganzenpopu-
latieontwikkeling.
Schade
In geval van wildschade kan het
ministerie van landbouw, natuurbe
heer en visserij de desbetreffende
landbouwer een schadevergoeding
uitkeren. Dit gebeurt dan middels
schadetaxateurs en een wildschade-
commissie. Deze commissie